Ruimte (bij het overlijden van dr. H.M.Kuitert)

“U die mij ruimte maakt in benauwdheid”

(uit: Psalm 4: 2)

Het was destijds prof. dr. Harry Kuitert, die het ertoe heeft geleid dat de Gereformeerde Kerken in Nederland ertoe zijn overgegaan om dr. Geelkerken postuum te rehabiliteren. Nu zo’n kleine vijftig jaar geleden. Dat gaf me een rumoer! Vele postzakken vol met bezwaarschriften werden ingediend bij de synode om dat ellendige “onheil” af te wenden. Maar de synode daarna hield voet bij stuk en degenen die meenden dat de sprekende slang en de boom in het paradijs geen zintuiglijk waarneembare werkelijkheden betroffen, maar beschouwd konden worden als “terug-gewende profetie”, bevonden zich weer binnen de grenzen -let op dat woord- van het Gereformeerd Belijden. Het valt me op dat het plots betrekkelijk stil is in onze Protestantse kringen nu dr. H.M. Kuitert (1924 – 2017) is overleden. Over die grenzen waar je al of niet binnen valt is namelijk meer te doen dan velen waar willen hebben.

Je zou het “project” van Kuitert kunnen kenschetsen als het creëren van meer en meer ruimte. Het verleggen van grenzen. Oprekken. Hierboven citeer ik Psalm 4 in de vertaling van 1951 (NBG). Het is een bijbelse grondgedachte, dat het in het geloof van Israël, en bij de Bevrijder van Israël, niet gaat om bevrijding úit de benauwdheid, maar om bevrijding ín de benauwdheid. Ruimte maken. Niet uit het leven weg, maar er middenin! Mensen die niet begrepen waar het Kuitert om te doen was noemden dat wat hij theologisch produceerde: leegte. Dat er slechts leegte over zou blijven. Niets. Maar ruimte is niet niets. Ruimte maken is Gods bevrijdende daad.

Ruimte maken ín de benauwdheid is bovendien nog iets ánders, en radicaler, dan wat de Bijbel in Gewone Taal (BGT) ervan maakt: “U beschermt mij altijd als ik het moeilijk heb.” Ik hou van gewone taal, maar soms wordt het zo “gewoon” dat het bijzondere, het joodse, is weggevallen. Ik ervaar dat als een gemis. Door gewone taal te gebruiken blijf je snel hangen in bestaande, vastgeroeste constructies. Kuitert vond dat alles wat geconstrueerd was, door mensen, over God en zo, en over verzoening, en over hemel-en-hel als schijnbare tegenpolen, ook gedeconstrueerd kon worden. En zelfs móest worden.

Ik herken veel van zijn noeste arbeid in wat een franse denker als Jacques Derrida (1930-2004), een tijdgenoot dus, beoogt. Als kind bezat ik een mooie Meccano-doos. Daar kon je van alles van maken, construeren. Een auto, een kraan, een schip, een vliegtuig. Maar als je bijvoorbeeld een enorme kraan had gebouwd dan waren alle stripjes en plaatjes en wieltjes aan elkaar vastgeschroefd; de doos was nagenoeg leeg en in de hoek stond een na enkele dagen ongebruikte kraan. Te roesten, want dat kon Meccano ook. Je kon dan niet verder meer met het spul. Je moest eerst dat wat je geconstrueerd had helemaal deconstrueren, om weer ruimte te krijgen iets nieuws te laten ontstaan. Die leegte is dus niet niets. Die leegte, dat is: ruimte. Ruimte die door deconstructie is teweeggebracht en die niets dan volop kansen en mogelijkheden biedt. We zullen Kuitert nog gaan missen. In de kerk staan nog allerlei kranen en vliegtuigen, auto’s en schepen opgesteld, als geloofsvoorstellingen en stelligheden, noem het “woorden voor de wereld” voor mijn part, die zorgvuldig uit elkaar geschroefd moeten worden. Er zijn in nieuwe tijden nieuwe geloofsvoorstellingen nodig. Waarmee degenen die ze hanteren geen grenzen willen aangeven, maar grenzeloos open durven zijn. Gastvrij. Ruim denkend. Middenin een wereld die van benauwdheden aan elkaar hangt.