Pinksteren en verwarrende vertalingen

Laten we de wederkomst vergeten. (N.a.v. Handelingen 1: 11)

 “Totdat Hij komt, Maranatha!”  Dat zinnetje kennen sommigen van ons nog wel omdat het veelvuldig geklonken heeft, of misschien hier en daar nog klinkt, bij avondmaalsvieringen. Uit de Apostolische Geloofsbelijdenis, die vroeger eveneens vaak klonk in de protestantse eredienst, kennen de meesten van ons nog wel de zinsnede: “Opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods (…) vanwaar Hij kómen zal”.

Wat minder bekend is het wellicht dat het bijbelse woord “erchomai” overal en altijd wordt vertaald met “komen” en niet met “terugkeren” of “wederkomen”. Behalve in Handelingen 1. De laatste tijd, want de Statenvertaling doet dat uiteraard niet. Het is wel jammer dat van “komen” wordt gemaakt: “terugkomen”. Zo kort na Hemelvaartsdag en Pinksteren wil ik daar dan ook nog even op terugkomen dus.

Het grote nadeel van een woord als “wederkomst” is dat het onze gedachten op een akelige manier kan vormen om niet te zeggen: misvormen. Misvormen in deze zin: Jezus is er ooit geweest, maar is nu tijdelijk, hoewel dat tijdelijke wel wat lang duurt, áfwezig en komt na eeuwen van afwezigheid toch ook weer terug. “Terug”, of “weer”, zijn echter geen helpende begrippen om de bijbelse teksten te verstaan. Ik zou ervoor willen pleiten om het woord “erchomai” ook hier in Handelingen te vertalen met: komst. Het gaat om: de komst van Christus. Goed, maar hoe dan?

Hemelvaartsdag (en ook Pinksteren) is misschien wel het meest onderschatte feest op de christelijke kalender. Veel mensen trekken er dan op uit om te genieten van een lang weekend. De nieuwe tent of caravan uitproberen. Zo mogelijk in de zon. Maar de christelijke gemeente komt al eeuwen bij elkaar omdat er iets bijzonders te vieren is. In het licht. Wat dan? Christus is als lijdende knecht, als gekruisigde, opgestaan en “ten hemel gevaren”.  Daarmee wilde de christelijke gemeente vanouds duidelijk maken dat de wereld christelijk wordt geregeerd! Christelijk geloof is niet een wereldbeschouwing, of een “gedachtengoed”, het is geen theorie, die in de prkatijk dient te worden gebracht. Christelijk geloof ís praktijk. Het is niets minder dan het huldigen van een wereldmacht. De lijdende, zo wordt de Messias, de Christus, in de bijbel genoemd, het lam dat geslacht werd, vermoord, kaltgestellt, eliminiert, het lam is aan de mácht. En mét hem alle slachtoffers van slavernij en onderdrukking, de “kleinen” die hij de “zijnen” noemt. Zij zijn de behoeders en bewakers van het koningschap van de Heer.

Het gaat met hemelvaart om het vieren dat de wereld christelijk wordt geregeerd. Nu reeds! Let wel: niet christen-lijk, geregeerd door de christenen, maar christus-lijk, geregeerd door Christus zélf! Weliswaar nu nog in het verborgene (de hemel) maar straks openbaar, zodat een ieder het zal zien. Als Hij kómt, dan zal alles anders blijken te zijn en zal God zijn: alles, en in allen. Niet een beetje dus, en zelfs niet heel veel, maar: álles! En niet in mensen van een bepaalde overtuiging, of van een bepaalde kerk, of met een bepaalde geaardheid of huidskleur, maar in állen! Alles en in allen.

Dit vieren is: je liturgisch verbinden met de meest revolutionaire kracht in de Messiaanse geschiedenis. De geschiedenis van de God van Israël met de hele wereld. En ik hoop dat we dat doen -en blijven doen- totdat de Christus, de Messias, kómt; dat wil zeggen: verschijnt!

Laten we de wéderkomst vergeten. Laten we de kómst van de Messias, de kómst van de Christus, verwáchten en dat doen door daarnaar te leven. Nu reeds. De eerste en beste vraag die op Pinksteren daar in Jeruzalem werd gesteld luidde dan ook: “Wat moeten we dóen?”