“Van U is de toekomst”, waarom een hoofdletter?

“Van U is de toekomst.” Zo luidt het nieuwe jaar-thema van de Protestantse Kerk in Nederland voor het komende seizoen. Vreemd overigens, dat de kerk een schooljaar, van september tot juni, beschouwt als een “kerkelijk jaar”, maar dat terzijde.
Een riskant thema. Het woord toekomst is een onbestemd begrip en al snel heidense utopie. Is dat een periode ver weg in de geschiedenis, waarheen we op weg zijn? Of is het -omgekeerd- iets dat op ons is toe-gekomen? En is nu juist niet de boodschap dat dat van Messias Jezus geldt?
Maar ook dat “U” is riskant. Wie of wat wordt daarmee bedoeld? Kan van alles zijn namelijk. Op een of ander manier zal daar God of het goddelijke mee bedoeld zijn, maar welke? Zeus wellicht? Een “almachtige” in elk geval? Eén die de toekomst bepaalt?
Door te schrijven “Van U is de toekomst” trekt de PKN de zaak waar het in de Schrift om gaat naar mijn overtuiging nogal scheef en wellicht te scheef. Waarom zou immers het appel niet omgekeerd kunnen zijn? Dat God, de God van Israël, want daarover zal het toch moeten gaan, aan mensen voorlegt: “van u is de toekomst!” En is die “u” dan niet allereerst Israël? “Ik heb jullie het leven voorgehouden en de dood, kies dan het leven”. En: Indien je zegt kind van Abraham te zijn, moet je je dat dóen.
De scriba van de kerk, Ds De Reuver, belegt op de bijbehorende website-pagina van de PKN een en ander met een uitermate pastoraal motief. Door het aan God over te laten kunnen we als gelovigen wat meer ontspannen en raken we misschien uit de kramp. Zitten we in de kramp dan? En zo ja, in welke kramp dan? Natuurlijk zetten we ons in voor de toekomst, maar de toekomst van het individu, de kerk, de samenleving en de aarde, let op de volgorde, is niet van ons afhankelijk. Waarom niet? vraag ik me af.
Ik denk -pastoraal- dat eerder het omgekeerde geldt. Het is niet zo dat mensen in de kramp zijn geraakt doordat de kerk te veel en te vaak aangegeven heeft dat wij mensen verantwoordelijk zijn voor de toekomst van mens en wereld, maar… te weinig en te zeldzaam! Ik denk eerder dat zoveel mensen in kramp en spanning zijn komen te zitten omdat de kerk, of de christenen, juist te veel en te vaak alles aan God wilden overlaten en te wéinig probeerden te leven vanuit het besef dat de toekomst wel degelijk van ons mensen afhangt. Enige relativering lijkt me overigens wel op zijn plaats maar dan niet met een pastoraal motief, maar veelmeer een politiek-theologisch motief: we moeten immers geen fanatiekelingen worden.
Je zou nog kunnen opperen dat dat allemaal “Joods ethicisme” zou zijn, en dat Christenen daar afstand van hebben genomen en alles aan de God van de Kerk overlaten. Maar ik denk dat elke theologie die met Jezus aan iets volslagen nieuws begint noodzakelijkerwijs leidt tot ongelukken. Ook het aan God, welke God dan?, overlaten kan worden beschouwd als een theologisch ongeluk. Niet voor niets dwingt God Mozes om de slaven te bevrijden. Begrijpelijk dat Mozes dat wel een hele verantwoordelijkheid vindt en daarmee een probleem. Van dat probleem mag echter geen theologische deugd worden gemaakt.
“Het moet ons gegeven worden”, zo stelt De Reuver. Hij schrijft: ‘Natuurlijk zetten we ons ervoor in. Maar in het besef dat het ons gegeven moet worden: de kracht en de creativiteit om ons in te zetten, de moed om te veranderen wat we kunnen, de wijsheid om te accepteren wat we nu niet kunnen veranderen én het vertrouwen dat eens alles goed zal komen.’ Maar, zo vraag ik me af… is nu juist niet de boodschap dat dat alles al gegeven ís? Dient daarom het thema niet minstens ook te zijn: “Van u is de toekomst”?