Heeft God miljoenen mensen geschapen om de meesten daarvan eeuwig te laten kreperen?
Kent u nog kinderliedjes? Noem er eens een paar, wat zongen we zoal vroeger, toen we nog onschuldige zieltjes waren?
Twee emmertjes water halen; Waar ben je dan geweest, bij tante op het feest; torentje, torentje, bussekruit, wat hangt eruit: een gouden fluit
een gouden fluit met knopen.
Kortjakje, zegt u dat nog wat? Die de hele week op bed lag, met haar korte rokje en dan zondags met een dikke portemonnee met haar zuur verdiende geld met dat korte rokje en dat op bed liggen, voelt u wel,
– zondags met een dikke portemonnee vol zilverwerk, baar geld,
naar de kerk.
Zou zo’n hoer er hier wel in mogen? Zeg eens eerlijk?
Vandaag wil ik u bestoken en mezelf ook hoor, ik heb het ook tegen mezelf -ons bestoken met vragen. Vragen over de hemel en over de hel, en of die wel bestaan en wie daar dan wel en wie daar niet mogen komen en wat Jezus daarvan vindt. Of zou kunnen vinden.
Hoeren niet, dacht u? Jezus zegt dat ze voorop gaan…
Goed, maar wie dan niet? Miljoenen niet? Heeft god vele duizenden miljoenen mensen geschapen, eeuwen en eeuwen en eeuwen lang, om de meesten daarvan eeuwig te laten kreperen in de hel?
En kan hij dan nog zeggen dat Hij een God van Liefde is?
Straft God mensen oneindig lang, eeuwen en eeuwen en eeuwen in een brandende hel, alleen maar voor die dingen die ze deden gedurende die paar jaar dat ze op aarde waren?
Als een select groepje aan die eeuwige straf zou kunnen ontsnappen dan doet zich onmiddellijk de vraag voor, hoe je dat dan voor elkaar moet zien te krijgen. Wat dat dan is, dat jou een ontsnappingsmogelijkheid biedt? Is het een buitenkansje om binnen te komen? Is het puur geluk? Dat je het maar net moet treffen? Voorzover je in het juiste gezin geboren wordt? Op de goeie plek op aarde? Als je een dominee hebt met wie het beter “klikt”? God die jou kiest in plaats van anderen? Wat voor geloof is dat? Of wat voor God?
Vroeger -nog niet zo lang geleden- kwamen er wel mensen naar mij toe na een sterfgeval, en vroegen dan wat besmuikt: En, heeft hij nog wat gezegd? Wat gezegd? Nou u weet wel… Ja hoor zei ik dan altijd. Het zat helemaal goed met het geloof in de verzoenende God. O, Gelukkig, dan zal het wel goed komen… Anders niet? Neeeee, anders is er geen hoop!
Is dat de christelijke boodschap, dat er geen hoop is voor zovelen?
Is dat wat Jezus aan de wereld geofferd heeft? Dat er voor de meesten geen hoop is? Is dat geen vreselijke boodschap: voor vele mensen is er geen hoop.
Er zijn jonge mensen omgebracht op een Noors eiland. Afschuwelijk. En hoe moet je daarmee omgaan? De PVV haastte zich om om naar de Islam te wijzen, en eerlijk gezegd heb ik dat ook gedacht, dat het moslimfundamentalisten zouden zijn die zoiets doen… Totdat bekend werd dat een rechtsextreme Noor Anders Breivik deze schietpartij heeft aangericht. Veel jonge mensen komen om.
Misschien zijn daar atheïsten bij. Geen hoop?
En wat nu als ze een toch nog paar jaar ouder zouden zijn geworden en dan iemand ontmoet hadden die zo mooi in Jezus gelooft dat dat op hen aanstekelijk zou zijn overkomen? Dat had binnenkort kunnen gebeuren… Als ze niet tegen Breivik waren opgelopen. En dan, als zo’n jongen of meisje op latere leeftijd tot geloof zou zijn gekomen wat had er dan moeten gebeuren: had hij naar catechisatie gemoeten? Gedoopt moeten worden, lid van een kerk? Iets moeten laten gebeuren ergens diep in zijn hart?
De laatste paar honderd jaar is er zoiets ontstaan als een Sinners Prayer Een gebed dat je uitspreekt, waarna alles anders wordt. Maar dat roept wel vragen op: Is zo’n gebed gemeend, of doe je dat omdat de druk in zo’n kerk of gemeente te groot is? Als het nu niet gemeend is maar wel wel gezegd? Of wel gemeend, maar later is men erop teruggekomen?
Sommige christenen zeggen dat steeds weer, dat het er in het christelijk geloof vooral om gaat of je wel of niet in de hemel komt, later. Ik zeg niet dat dat er niet toe doet, maar is dat de hele christelijke boodschap? Dat je ergens anders heen gaat? Is dat het wat Jezus probeerde te doen: mensen ergens anders zien te krijgen?
En is het op een bepaalde manier niet erg gevaarlijk om te denken dat Jezus Christus en christenen het samen eens zijn dat we ergens anders terecht moeten komen en zorgt dat er niet voor dat we de aarde teveel aan zijn lot overlaten? Dat we niet inzien dat de inzet voor de mensen in onze omgeving en voor de schepping vóór alles gaat?
Alles komt neer op ons volgen van Jezus, maar van wélke Jezus? Dat is de vraag. Welke Jezus wordt gevolgd?
Er zijn verhalen bekend -het is haast onvoorstelbaar, maar het gebeurt- van mensen die als kind zijn misbruikt terwijl degene die het misbruik pleegde het Onze Vader bad of psalmen zong. Die Jezus?
Er zijn christenen in de wereld die op moslims jagen en moskeeën in de brand steken. En het mag zo zijn dat van de andere kant ook geweld komt, maar als je in naam van Jezus geweld gebruikt, dan gebeurt er wel wat, toch? Die Jezus?
Anders Breivik, die Noorse jongeman, die zo huisgehouden heeft in en rond Oslo met vele tientallen doden, hij omschrijft zichzelf als een christen. Die Jezus?
En we zien veel mensen op televisie en die noemen zich allemaal dominee… Want dat is geen beschermde titel. Als je jezelf dokter noemt en je bent het niet dan kun je in de gevangenis komen maar iedereen mag zich dominee noemen. En velen doen dat ook. En als zij het over Jezus hebben dan is die Jezus vaak anti-wetenschap en anti- homoseksualiteit, of hij staat langs het trottoir met een megafoon te roepen dat de meeste mensen voor eeuwig zullen worden gepijnigd. Die Jezussen?
Er zijn mensen die, als ze ouder worden, de kerk verlaten. En hun families of mede-gemeenteleden zijn dan altijd bezorgd en in de meeste gevallen terecht. Maar het kan ook zijn dat deze mensen de kerk verlaten omdat ze de manier waarop er in sommige kerken met Jezus wordt omgegaan afwijzen. Het kan zijn dat zij die dingen afwijzen die Jezus zelf ook zou afwijzen. Sommige Jezussen moeten gewoon worden áfgewezen. Dus als we iemand horen zeggen: ik wil met Jezus niets meer te maken hebben dan dienen we allereerst te vragen: Wélke Jezus?
En als het alleen maar goed kan komen wanneer de mensen zich onder de prediking begeven, zondagsmorgens, dan doet zich de vraag voor: Ligt jouw lot dan in de handen van een ander. En een pijnlijker vraag -voor mij dan- is: ligt hun lot in jouw handen? Dan zou het dus afhangen van de mate van evangelisatie, missionaire gemeente, zending, werelddiaconaat wellicht…
Op dit moment kan er iemand inspringen en zeggen: nee, God heeft heel andere methoden om met mensen te communiceren. Het gaat erom dat je een persoonlijke relatie met Jezus hebt. Dat is mooi, en daar ben ik zelf een warm voorstander van, want ik voel zo’n persoonlijke relatie, dag aan dag. En ik ontmoet mensen die dat ongetwijfeld ook hebben. Er is echter één probleem en dat wil ik niet onder het vloerkleed vegen, want dan versta ik mijn vak niet en dat is dat er in de bijbel nooit sprake is van: een persoonlijke relatie. Jezus heeft het nooit over een persoonlijke relatie. Nergens in de profetie van Israël, nergens in de boeken van het Nieuwe Testament, zelfs niet in het boek Hebreeën dat door een vrouw geschreven moet zijn, nergens komt het begrip ‘persoonlijke relatie’ voor. En daar hangt nog een vraag aan vast: Als de boodschap van Jezus is dat God een eeuwig leven schenkt dóór Jezus, en dat we daar niets voor hoeven doen, sterker nog, dat we dat op geen enkele manier kunnen verdienen of verwerven, maar dat we dat moeten aannemen, en geloven, en belijden, -dan is het de vraag of aannemen en geloven en belijden geen werkwoorden zijn? En werkwoorden zeggen toch iets over dingen die we dóen? Dus dat betekent dat naar de hemel gaan toch afhangt van iets dat ik doe?
Laten we het eens van een andere kant proberen te bekijken. Je kunt ook zeggen: het is een verhaal. De bijbel vertelt een verhaal en een goed verhaal brengt jou ergens, neemt jou mee. Laat dus het verhaal het werk doen. Het is niet voor niets het Woord van God genoemd. Dat is een goed punt. Daar heb ik wat mee. Daar heb ik namelijk mijn beroep van gemaakt.
In Lukas 7 lezen we van een Romeinse Centurion die een boodschap naar Jezus stuurt met het verzoek om slechts één woord te spreken waarna de knecht van de centurion zou herstellen. En Jezus doet dat wat de centurion hem vraagt, spreekt een woord en richt zich dan tot de menigte en vertelt dat hij nog nooit zo’n groot geloof heeft gezien in Israël. In Lukas 18 vertelt Jezus een verhaal van twee mensen die op weg gingen naar de tempel om te bidden; de één bad dat hij dankbaar was niet te zijn zoals andere zondaars en de ander bad: Heer wees mij zondaar genadig.
En in Lukas 23 hangt er een misdadiger naast Jezus en zegt tegen Hem: Denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt. En Jezus antwoordt dat hij heden met hem in het paradijs zal zijn.
Dus in het eerste verhaal acteert een centurion helemaal langs de lijn van hoe autoriteit werkt. Je spreekt een woord, een bevel! In het tweede verhaal smeekt een man om genade en in het derde verhaal is er iemand die aangeeft: vergeet me niet.
In het eerste geval doet Jezus niet alleen dat wat er van hem wordt gevraagd en spreekt inderdaad een woord, maar is hij vooral verbaasd. In het tweede geval laat Jezus merken dat de woorden van het gebed van de zondaar hem in een betere relatie tot God brengen dan Gods eigen mensen. En in het derde geval krijgt een crimineel de verzekering dat hij nog diezelfde dag met Jezus in het paradijs zal zijn.
Dus: is dat wat je zegt ook dat wat jou kan redden? Maar in Johannes 3 zegt Jezus tegen Nicodemus dat je het Koninkrijk van God niet kunt zien, tenzij je opnieuw geboren wordt. En in Lukas 20, wanneer Jezus naar het hiernamaals wordt gevraagd heeft hij het over mensen die waardig bevonden zijn om deel te hebben aan de komende eeuw.
Dus: is het wat je zegt of is het wat je bent, dat je kan redden?
Maar vervolgens leert Jezus in Mattheus 6 zijn discipelen bidden en zegt hij tegen hen dat wanneer zij anderen vergeven God ook hen vergeving zal schenken. En dan in Mattheus 7 zegt Jezus “niet wie zégt Here Here zal het koninkrijk binnengaan maar wie dóet de wil van de Vader” En in Mattheus 10 zegt Jezus: “Wie volhardt tot het einde zal behouden worden.” Dus moeten we anderen vergeven? Moeten we de wil doen van God de Vader? Of moeten we volharden tot het einde?
Is het wat we zeggen, is het wat we zijn, of gaat het erom wie we vergeven, of dat we de wil van God doen, of dat we standvastig zijn of niet?
Maar in Lukas 19 is er de tollenaar Zacheüs en die zegt: ik geef de helft van wat ik heb aan de armen en iedereen die ik heb afgeperst zal ik viervoudig terugbetalen. En hoe reageert Jezus dan: “Heden is er redding gekomen over dit huis”, zegt hij. Is het dus wat we zeggen; is het wat we zijn; is het wat we doen; of is het dat wat we zeggen te zullen gaan doen?
Maar dan in Marcus 2 zien we Jezus leren in een overvol huis en dan wordt er een man door vier vrienden door het dak naar beneden gelaten en dan zegt Jezus dat hij het geloof van die vier vrienden heeft gezien en dat de verlamde man om die reden vergeving ontvangt. Is het dus wat we zeggen; is het wat we zijn; is het wat we doen; is het dat wat we zeggen te zullen gaan doen?
Of is het wat je vrienden zijn, of wat je vrienden doen?
Paulus schrijft in 1 Kor 7: “Hoe zult je weten, vrouw, of je je man zult redden en hoe zul jij weten of je je vrouw wel redden kunt?” En ergens anders, in de eerste brief aan Timotheus, schrijft Paulus dat vrouwen zullen worden behouden door het baren van kinderen.
Behouden, maar hoe?
Is het dus wat we zeggen; is het wat we zijn; is het wat we doen; is het dat wat we zeggen te zullen gaan doen; is het wat je vrienden zijn, of wat je vrienden doen; is het met wie we getrouwd zijn of is het of we al of niet kinderen krijgen?
En denk ook eens aan Paulus die op weg naar Damascus het licht ziet en een stem hoort die hem vraagt: “Saul Saul, waarom vervolg je mij?” en dan vraagt Paulus: “Wie zijt gij Heer?” waarop het antwoord luidt: “Ik ben Jezus van Nazareth, die jij vervolgt. Sta op en ga naar Damascus en daar zal je worden gezegd wat je doen moet.” Dat is zijn bekeringservaring. Paulus hoort een vraag. Paulus reageert vervolgens met een vraag. En krijgt dan de opdracht naar de stad te gaan.
Is het dus wat we zeggen; is het wat we zijn; is het wat we doen; is het dat wat we zeggen te zullen gaan doen; is het wat je vrienden zijn, of wat je vrienden doen; is het met wie we getrouwd zijn; is het of we al of niet kinderen krijgen; of is het welke vragen aan ons worden gesteld en welke vragen we dan als reactie daarop stellen; of is het dat wat jou wordt verteld en dat je de stad binnengaat?
En in Romeinen 11 schrijft Paulus: “Heel Israël zal worden behouden”. Allen. Héél Israël? Is het dan misschien het volk waartoe je behoort, dat bepalend is, of het stamverband, de familie waarin je geboren bent?
Misschien missen al deze vragen het punt waar het om gaat. Laten we even alles wat we zeggen en wat we doen vergeten, het maken van gaten in daken opzij leggen, en aannemen dat het eenvoudiger is dan dat alles: Geloof gewoon.
In Lukas 11 staat dat de Farizeeën zeggen dat de enige manier waarop Jezus de demonen kan uitdrijven is dat hij zelf een verbond heeft met de duivel.
In Marcus 3 komen de familieleden van Jezus hem halen omdat ze denken dat hij buiten zinnen is geraakt.
En in Math 16, als Jezus zijn discipelen vraagt wie ze denken dat Hij is, zeggen zij: sommigen denken Johannes de doper, anderen beweren Elia, en weer anderen Jeremia of één van de andere profeten.
Wat ons op moet vallen is dat bijna iedereen, in elk geval op het eerste gezicht, de grootst mogelijke moeite heeft om te vatten en te begrijpen wie Jezus nou eigenlijk is.
Behalve één expliciete groep.
In Lukas 4 is een man en die is bezeten van een kwade Geest en die roept: “Ik weet heel goed wie jij bent: Jij bent de heilige van God.”
En in Mattheus 8, waar Jezus in het landgoed van de Gadarenen terecht komt ontmoet hij een man met vele boze geesten in zich. En die demonen schreeuwen naar Jezus: “Wat wil jij van ons, jij Zoon van God?” “Je bent gekomen om ons te vernietigen!” Dat is wat de demonen wéten!
En in Marcus 1 staat dat Jezus boze demonen uitdrijft en dat hij niet toestaat dat zij iets zeggen, want, zo staat er dan, de demonen weten wie Jezus is.
In de verhalen over Jezus hebben mensen, tot zijn eigen familieleden de grootst mogelijke moeite om te vatten wie Jezus is. Behalve de demonen en duivelen, die weten het exact. Wie Hij is en wat hij komt doen.
Het is zoals Jacobus schrijft: Jullie geloven dat er één God is? Heel goed, dat u dat doet. Maar de demonen doen dat ook. En zij sidderen…!
En dan weer in Lukas 7 zien we een vrouw die een leven vol zonde leidt, een hoer, en die breekt in in een diner van Jezus en gooit parfum over hem heen en begint hem te wrijven met haar haar en begint met haar haren zijn voeten droog te wrijven die ze had betraand.
Dus demonen geloven, en Jezus voeten wassen met je haar zorgt voor vergeving…
We zouden eindeloos door kunnen gaan, vers na vers, pericoop na pericoop, vraag na vraag, over de hel en over het hiernamaals, en over redding en behoud, en geloof en veroordeling, en over wie God is en hoe hij eruit ziet, en hoe Jezus daar nou precies in past. Maar dat levert vragen op. Vele vragen.
Er wordt heel wat gespeculeerd over de hemel en over wie daar wel en niet mogen komen en op grond waarvan ze dan wel en niet naar binnen mogen. En als u mij vraagt: Wat zegt u daar dan van? Dan zeg ik: dat er veel over gespeculeerd wordt. En dat we het gewoon niet weten.
U zult zeggen: wat een fijne preek, maar niet heus, zo vlak voor de vakantie! En nu laat u ons vijf weken met deze vragen zitten? Ja lieve mensen. Dat doe ik. Want beter goede vragen dan slechte antwoorden. En na de zomer wil ik met u proberen om samen te zoeken naar de doorgaande lijnen in de bijbel. Een paar dingen wil ik daar wel van zeggen, nu alvast. Maar dat is vooral om uw verlangen aan te wakkeren, zodat u in september zegt: ik wil er méér van weten…
Ja ik moet ook beetje aan acquisitie gaan doen, heb ik gedacht. Waar je in de bijbel naar mijn idee goed op moet letten is wat er bij elkaar hoort. En waar het over de hemel gaat, gaat het niet daarnaast over de hel. Hemel en hel zijn geen begrippen die in de bijbel aan elkaar verbonden zijn. Waar het over de hemel gaat, gaat het altijd óók over de aarde.
Hemel en aarde, dat zijn de twee begrippen die aan elkaar verbonden zijn.
In den beginne schiep God de hemel en de aarde, de aarde doet zich voor als woest en ledig met duisternis over een vloed maar daar gaat God dan scheppend mee aan de slag, zo staat het er; dan daalt zijn Geest op de aarde neer en dan roept God: er moet licht zijn. En het licht noemt God dan goed. De duisternis niet, maar het licht wel. Dat is goed. Zo begint het. Hemel en aarde.
Van een hel is geen sprake.
En de bedoeling is een tuin, een paradijs, met de levensboom, het levenselixer, het levenskruid in het midden van de tuin. Die is niet, zoals de andere goden altijd weer flikken ergens ver weg verstopt, zodat de mensen zich er een ongeluk naar zoeken en elkaar er de hersens voor inslaan, nee die levensboom staat midden in die tuin en de mens is vrij om ervan te eten en van elkaar te genieten.
Maar de duivel probeert de mens ervan te overtuigen dat het zaakje niet te vertrouwen is, en dat ook deze God, net als alle andere goden de zaak aan het flessen is. Hij zegt wel: ja maar hij bedoelt eigenlijk: nee.
Hij zegt wel dat je mag leven maar hij zal zorgen dat je zult sterven.
En zo ontstaat er het klassieke wantrouwen. Deze God is als alle andere goden. Een mensenvijand. En dan midden in de bijbel is daar Jezus. En de demonen, die alle goden in een kwaad daglicht willen stellen, en dus óók die bijzondere God de God van Israël, de demonen weten exact wat Jezus komt doen: hen vernietigen.
En als Jezus opstaat uit zijn graf wordt hij allereerst herkend als… Een tuinman. Een tuin: een Paradijsman!
En Jezus wil voortdurend duidelijk maken dat hij niet gekomen is om mensen van de aarde weg en naar de hemel te brengen. Maar om de kwestie aan de orde te stellen hoe de hemel, en de gestorven zielen die daar zijn hoe dus de hele hemelbevolking van de hemel naar de aarde kan komen.
Daar ruist langs de wolken een lieflijke naam die hemel en aarde verenigt tesaam.
Als jullie bidden, zegt deze Jezus, bidt dan niet:mag ik in uw hemel komen, want dat is het probleem helemaal niet. Jullie doen alsof dat niet zou mogen, nou echt wel hoor.
Ik denk niet dat God met een gigantische kosmische arm alles bijelkaar veegt en in de hemel opbergt. Ik ben dus geen universalist, die zegt dat iedereen er wel komt. Maar ik denk wel dat Jezus niet bedoelt dat je niet mág, maar dat je niet wílt.
Ik bedoel: het hiernamaals zal toch niet een hiernanogmaals kunnen zijn, waar alles wordt herhaald. Het feestje kan bedorven worden. Zoals ik laatst hoorde van een bruiloft waarbij de vader van de bruidegom het niet eens was met de keuze van zijn dochter. Hij kon de jongen niet uitstaan. En tijdens de ceremonie bracht hij zijn dochter naar het altaar en riep met stemverheffing: “hier, ze is van jou, nu!” En de donkere wolk van verbittering vulde de hele kerk en bracht het feestelijke wat een bruiloft kan en behoort te zijn tot een verdrietig samenzijn. Eén iemand kan een feest bederven. Het kan toch niet zo zijn, zoveel kan ik er wel van begrijpen dat het hiernamaals een hierna-nog-maals wordt? De Bruidegom zal niet willen dat zijn feest wordt bedorven. En de waarschuwing is dus denk ik: “Leef die paar jaar hier op aarde nou niet zo dat je niet wilt méé doen aan een feest. Hét feest.” Een feest waar allerlei mensen welkom zijn. Heel inclusief.
Want de hel is er wel degelijk. Er zijn mensen die kiezen zo voor geweld en vernietiging. Dat ze het hier tot een hel maken. Ik zie de hel dus niet zozeer als een negatieve equivalent van de hemel, maar als een door de hemel te bestrijden en weggedrukte realiteit die nu voor mensen het leven ondraaglijk maakt, soms, vaak. Nog.
En zo geloof ik dat we zeggen kunnen: God laat niet varen het werk van zijn handen. En wat is dat werk van zijn handen? dat is de schepping van hemel en aarde en dan van de hemel die op aarde manifest wordt, zichtbaar, tastbaar, helend.
Zie, schrijft Johannes, Ik zie het van boven naar beneden komen. Een stad, maar het is meer een tuin dan een stad, vol groen, en springers en sproeiers. En rivieren door de straten. En ik geloof nou niet dat we allemaal een Ferrari krijgen om erdoor te scheuren, maar ik zie wel dat het ontzettend belangrijk is dat daar staat: Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen.
Want nu ben ik nog opgegroeid met: flink zijn, een man mag niet huilen. Nou dat is voor een jongen een hele beperking, mag ik u wel zeggen. Maar dan, dan worden we echt helemáál serieus genomen, met alles erop en eraan. Hemel en aarde, die horen bij elkaar en dan wel de hemel als belofte voor de aarde.
En in Jezus is dat al in elkaar aan het schuiven, zo in elkaar aan het schuiven dat de demonen het hazenpad kiezen. Die kunnen er niet meer tussen komen om het uiteen te drijven.
Amen.