Jezus loopt niet te zeulen met onze zonden
Advent betekent letterlijk: toekomst, maar dan in de zin van: er komt iemand naar je toe. Niet verre toekomst. Waar moet dat heen? Maar dichtbij. Naar jou toe namelijk.
“O, maar als er iemand naar mij toe komt, dan moet ik zorgen dat ik het een beetje netjes heb, rommel wat opgeruimd, kamer aan kant; als er iemand kómt dan moet ik zorgen dat ik hem kan ontvangen!
Hoe zal ik hem ontvangen, hoe wil hij zijn ontmoet?” Ziedaar de diepere zin van de weken van Advent.
En we kunnen natuurlijk wel onze rotzooi gauw onder het dressoir schuiven en onze bende achter de bank; we kunnen wel snel het stof uit onze vensterbanken blazen, maar we voelen wel aan…
Jezus komt niet in een pronkkamer, hij komt in onze rotzooi. En daar kómt hij ook voor: voor de bende die wij ervan weten te maken en die met een beetje poetsen en zuigen niet te verdonkeremanen valt.
Spuitbussen Pledge helpen ons niet. En effe lekker rond Swifferen is ook niet afdoende.
En: als Jezus in onze rotzooi komt wat doet hij daar dan mee? Drukt hij ons met onze neus in onze eigen drek? Zoals je een hond schijnt te moeten leren niet in de hal te kakken?
In het evangelie van Johannes, Johannes die trouwens niet alleen een evangelie schreef maar ook een aantal brieven en ook het boek Openbaringen wordt aan hem, of aan zijn kring toegeschreven -in het evangelie van Johannes staat er dat Jezus komt en dat Johannes zegt: “Zie het lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt.”
Dit is de enige tekst in het Nieuwe Testament waar die combinatie voorkomt: “Lam Gods” en: “zonde der wereld”.
Ik weet niet wie van u er in een koor zingt: het Regenboogkoor of een ander koor, maar wie dat doet is misschien bekend met het beroemde
Agnus Dei.
Agnus Dei is Latijn voor: Lam van God. “Agnus Dei, qui tollit peccatum mundi…” Lam Gods dat de zonde der wereld… Tollere betekent: dragen. Ons woord “tolerant” is daaraan verwant: Bereid zijn om een last te dragen. Maar laten we ons vanmorgen eens de vraag stellen: Wat ziet Johannes nu op zich afkomen, letterlijk en figuurlijk en wat hebben wij daaraan? Zien wij ook iets op ons afkomen en zo ja, wat dan?
Sommige mensen zien niets dan ellende op zich afkomen. En misschien geldt dat ook wel voor u. Stijgende zeespiegels. Dalende rente. Kernafval in de grond op een steenworp afstand van Drachten. Onverkoopbare huizen. Oplopende werkloosheid. Aflopende gezondheid.
Ik was deze week bij een jonge man een jonge vader van 43 jaar, met een schat van een vrouw, maar die medisch gezien aan het einde van zijn leven is omdat er uitzaaiingen zijn, vooral in zijn lever. Wonderlijk: hij is niet bang. Helemáál niet bang, terwijl hij, en ik herken dat bij mezelf, wél is opgegroeid als een bang jongetje. Ik namelijk ook. We hebben een zielsverwantschap, hij en ik. Bang… Ook onzeker en verlegen. Vinden ze me wel aardig? Mogen ze me wel? Twee bange jongetjes vroeger, hij en ik. En hij is nu zo sterk als een beer, in geestelijk opzicht. Knuffelbeer is het hoor!
Ja, en ik ben dus zo’n type, die allerlei ellende op zich ziet afkomen. Maar deze jonge vent, een heerlijke kerel, een vriend, eigenlijk, nu al, lééft met zijn Heer en vertrouwt op Gods goedheid. “God trekt niemand voor, en heeft iedereen even lief”, zegt mijn vriend, “en daarom hoef ik me ook, nog geen seconde, af te tobben met de vraag: “waarom overkomt mij dit?””
Wist u dat het vroege christendom zich razendsnel heeft verspreid omdat christenen niet bang waren en omdat ze zich liefdevol inzetten voor de samenleving, voor de mensen in hun dorp?
Als de pest uitbrak, en die brak nogal eens uit, dan vluchtten zij niet zoals alle anderen doorgaans deden, maar bleven op hun plek in hun dorp, en begonnen daar de doden te begraven, als een liefdedienst, en de zieken te verzorgen.
Ze waren niet bang en hadden de mensen lief. En dat was volslagen nieuw.
Zij waren in staat om andere mensen… niet het koninkrijk in te klétsen of te overtuigen met dogma’s en leerstellingen; -nee, zij waren in staat om andere mensen het koninkrijk in te “liefhebben”.
Een -inmiddels zwaar onderschatte- uiterst effectieve manier van missionair gemeente zijn.
Wij beseffen weleens wat te weinig, denk ik, dat die twee dingen: niet bang zijn en liefhebben, die wij zeggen zo gewoon te vinden, heel bijzonder waren in die dagen. Buitengewoon! Extra-ordinair! Niet normaal, zeker niet.
En voor hen was dat geen gevolg van hun geloof in God. In die tijd, de tijd van het nieuwe testament en vlak daarna, zei men niet dat je eerst in God diende te geloven en dat daarvan dan het gevólg zou kunnen zijn dat je mensen leerde lief te hebben.
Nee, voor hun besef was dat één en hetzelfde. Dát hadden zij van Jezus geleerd.
Johannes schrijft in zijn brief, 1 Johannes 4: 7 en 8 Geliefde broeders en zusters, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt uit God voort. Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde. Er staat niet dat geloof in God liefde teweeg brengt of tot gevolg heeft. Het is één en hetzelfde. En even verderop in zijn brief schrijft hij: Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden. Gods liefde wordt in ons: werkelijkheid. Geen verre toekomst, maar werkelijkheid, hier en nu.
Dat kan. Dat Gods liefde werkelijkheid wordt. Hier.
Gods liefde wil dat. Gods liefde is namelijk niet bedoeld om als een worst aan een hengel voor de neus van de hond gehangen te worden zodat de hond zich het apezuur blijft rennen en de worst nooit zal bereiken. Gods liefde wil nu werkelijkheid zijn. Nu en hier.
En zodra we zeggen dat dat onmogelijk is en dat dat wel een prachtig idee is, maar dat dat uiteraard toch nooit….
Zodra we deze mogelijkheid niet waar willen hebben…
Dan zijn we slachtoffer van zonde.
Even eerder had Johannes in zijn brief namelijk geschreven (3:5): U weet dat Jezus verschenen is om de zonden weg te nemen. Dus weer even terug naar de vraag: Wat ziet Johannes op zich afkomen: Het Lam Gods, zegt hij. Zie het Lam Gods, dat de zonde wegneemt. In de latere liturgie is dat geworden: Het Lam Gods dat de zonde dráágt.
Christus heilig Godslam die der wereld zonde draagt… Ontferm u onzer.
Zo klinkt het in vele liturgiën.
Agnus Dei qui tollit peccatum mundi.
Maar de bijbelse tekst van het evangelie gaat veel verder. En is uiteindelijk veel radicaler ook. Wij durven wellicht te weinig. We zijn in ons liturgische vroomheid wat te bescheiden, te terughoudend. Mag ik het zeggen? …beetje te bang.
Jezus loopt niet onze zonde steeds maar te drágen, wij zondigen en hij dat maar dragen en dragen. Waardoor het dus allemaal in stand wordt gehouden!
Jezus loopt niet met onze shit te zeulen. Jezus is geen zeuler maar een zaligmaker. Hij is het lam Gods dat de zonde wégneemt. En niet ónze zonde, onze privé zonde, maar dé zonde van dé wereld. Wég. Foetsie, Pleite.
Wat is dat?
We zouden ons daarbij eens moeten afvragen of we -hoewel we misschien denken dat we dat allang weten- wel door hebben waar het woord zonde op slaat. “Hamartia”, in het grieks. “Boter op je hoofd smeren en droog brood eten, dat is zonde” zei mijn moeder altijd. Het woord dat Johannes gebruikt, Lam Gods dat “de zonde” der wereld wegneemt: hamartia, trouwens ook het hebreeuwse woord chattaah, is een begrip dat niet uit de wereld van de godsdienst komt. Heeft niets met cultus of religie te maken. Het is een seculier woord en het betekent: missen. Naast schieten. In de berm raken. Van de weg. Een misstap, zodat je je nek erover breekt.
De zonde der wereld is dus letterlijk dat het niet goed komt. Dat het misgaat.
We vieren vanmorgen avondmaal en in dat verband zou ik zeggen dat Jezus is gekomen om te voorkomen dat het met de wereld in de soep loopt.
Het moet niet in de soep lopen.
We komen op het goede spoor door de bijbel te lezen. En als je je dan eens af zou vragen waar in de bijbel komt voor het éérst het woord zonde voor, dan zult u merken dat u een heel eind moet lezen voor u dat woord zonde voor het eerst in de tekst ziet staan.
Heeft iemand een idee?
Het woord zonde komt in de bijbel voor het eerst voor in Genesis 4: 7 Daar zegt God tegen Kaïn, Kaïn die het niet zo ziet zitten met zijn kleinere broer… indien gij niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur.
Dat is het woord van God. Hier zegt God zelf dus wat hij onder zonde verstaat. En dat is bij nader inzien wat anders dan dat de kerk onder zonde is gaan verstaan, in de loop der tijd.
Indien gij niet goed handelt ligt de zonde als een belager aan de deur. Zonde is daar dus het gevolg van ons handelen. Ons handelen kan zonde veroorzaken. Wij kunnen dingen doen waarmee we de zaak in de soep laten lopen. Dingen doen waarmee het mis gaat met het leven van mensen. Ons eigen leven ook.
Het is dus niet zo dat zonde iets in ons is, een erfelijk defect of zo en dat die zonde die in ons zit de óórzaak is van ons handelen. Dat zonde ons handelen, ons slechte handelen, teweeg zou brengen. Dat is de omgekeerde wereld, en ik zou ervoor kiezen om de definitie die God zelf geeft te volgen. Dan begrijpen we het ook beter, denk ik. Zonde heeft dus te maken met mensen. Met wat er zich tussen mensen afspeelt. Het heeft niet zozeer te maken met God. In de bijbel heeft het te maken met ain en Abel en met hoe de broeder omgaat met de broeder. En dat één daarbij het leven laat, de zwakste, dat noemt God: zonde.
Overigens is dat conflict tussen de Kaïn en zijn broeder wel een gevolg van Godsdienst. Ze waren namelijk aan het offeren toen ze ruzie kregen. Je hoort weleens zeggen dat de bijbel, of dat de godsdienst zoveel conflicten en oorlogen veroorzaakt. En dat je daarom maar niet in die bijbel zou moeten lezen. Dat is een wat dommige gedachte. Want de bijbel zélf is de eerste om te laten zien dat godsdienst conflicten veroorzaakt. Lees het verhaal van Kain en Abel.
Goed, zonde is dus iets tussen mensen. Mensen gunnen elkaar het licht in de ogen niet en dan ligt de zonde op de loer. Dan loopt het weldra allemaal in de soep.
En God trekt zich dat aan. Dat het tussen mensen mis gaat. Dat laat hem niet onbewogen.
God is niet hardvochtig, maar zachtmoedig.
Hij laat het leed van de wereld niet zomaar aan zich voorbijgaan. Dat doet hem iets. En zo wordt het zijn zaak. Hij maakt de zaak die niet van hem is toch tot de zijne. Dat is het bijzondere van de God van de bijbel. En zo is de misverhouding tussen mensen niet het gevolg van het kwetsen van God of van het God verdriet doen, of hoe je het omschrijven wilt. Nee de misverhouding tussen mensen ís: God pijn doen en verdriet. Dat het mis gaat tussen mensen is niet een straf of zo; het is Gods pijn en verdriet zélf.
Nou, nu kunnen we de eindjes bij elkaar brengen: Jezus is gekomen om de zonde weg te nemen, schrijft Johannes in zijn brief. En hier in het evangelie ziet Johannes Jezus op zich afkomen en zegt: Zie het Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt.
Bij dat woordje “lam” moet u ook niet allereerst aan cultus denken, of aan een offer in godsdienstige zin. Denk liever aan dat lam dat een rol speelde op die dag, die avond, -die avond waarop een kinderstem klinkt: “waarom is deze avond anders dan andere avonden?”
De avond vóórdat de Hebreeuwse slaven het slavenhuis verlieten. Dat lam waarvan het bloed beschermt tegen de dodelijke en duistere kracht die in Egypte begon rond te waren.
Dat lam is niet geofferd, althans niet aan God. Het werd namelijk opgegeten. En het werd opgegeten met de schoenen aan de voeten en de kleren aan, om haastig op weg te gaan naar een nieuw land met nieuwe mogelijkheden.
Aan dát lam dacht Jezus toen hij op de avond voor goede vrijdag tegen zijn leerlingen zei: “neemt en eet, dit is mijn lichaam.” Brood en wijn als een soort tegengif, een antidotum, tegen het in de soep lopen van de wereld. En van de mensen daarop.
Brood en wijn als symbolen van de pesachmaaltijd waarbij de Heer zélf dacht aan dat lam in Egypte waarvan het bloed beschermde tegen het kwaad en tegen de dood.
Dat wordt nu van Jezus gezegd dat hij zo’n lam is. En zo heeft Jezus zich niet zozeer geofferd aan God, maar aan de mensen. Opdat het goed komt met mensen. God wil dat het goed komt met mensen.
Hij is dat paaslam, waarvan het bloed beschermt tegen de dood. Hij is het die de Heilige Geest ontvangt. En die de heilige Geest niet ontvangt bij wijze van bevlieging, maar blijvend.
En hij is het die de zoon van God wordt genoemd zodat we in de kerk het niet erover moeten hebben dat Jezus: de zoon van Gód is, maar dat: Jézus de zoon van God is.
Tussen al die godenzonen die er zijn is voor ons Jezus, de echte zoon van God. Die uit liefde tot ons kwam. Een liefdesbaby…
En daarom zijn zijn leerlingen er van meet af aan op uitgetrokken om mensen het Koninkrijk van deze god binnen te brengen. Maar: met maar één methode: je brengt ze binnen door ze lief te hebben en niet bang te zijn voor wat er gebeuren kan.
Lieve mensen, laten we zó avondmaal vieren. Schoenen aan. Kleren aan. Om op weg te gaan.
Denkend aan het lam dat de zonde der wereld wegneemt. Het mag niet in de soep lopen namelijk. Daarom is er brood en wijn. Voor iedereen. En we vragen ons daarbij terecht af: Hoe zal ik u ontvangen? En geven elkaar als antwoord: níet bang en vól liefde; zonder te denken dat dat maar bijzaken zijn.
Want het is heerlijk om niet bang te zijn en het is zaliger te geven dan te ontvangen.
Zeker als het liefde betreft.
Probeer maar.
Amen