Jezus als zoenmiddel? Godzijdank niet!

Bij Stille Zaterdag 2018

Och, zo’n onschuldig lammetje…
De profeten van Israël hebben om zich heen gekeken.
En in hun leefwereld kwamen veel schapen voor.
Met in het voorjaar pasgeboren lammetjes.

En zij zagen dat het voorkwam dat een lammetje,
onschuldig als het was, soms tussen grote vette schapen
werd weggedrukt.

Dat beeld, van grote vette schapen
die bokkend de koppen tegen elkaar konden rammen,
in een tumultueus conflict,
-en dat dan soms een onschuldig lammetje daartussen raakte.
Bekneld. Vermalen.
-dat beeld gebruiken de profeten voor Israël.
En voor de leiders van Israël.

Jeremia met name,
die de verwoesting van Jeruzalem
en de deportatie van de Joden naar Babylon
aan den lijve heeft moeten meemaken,
722 voor Christus,
en die in alle tumult en conflict
uiteindelijk gedood werd in een steniging,
-Jeremia beschrijft zijn eigen situatie op die manier:
ik voel me als een lammetje dat ter slachting wordt geleid.
Dat er dus onschuldig in verzeild is geraakt
en in levensgevaar is komen te verkeren.

Vermalen in dit vreselijke conflict
tussen de Babylonische veroveraars die alles verwoesten,
de stad Jeruzalem, de Tempel,
en die geen steen op de andere laten,
samen met corrupte Joodse leiders die met hen collaboreren
aan de ene kant,
en de slachtoffers daarvan,
de mensen die onder deze sterke-mannen-politiek
zwaar te lijden hebben, aan de andere kant.

Zo voel ik me.

En een leerling van hem,
waarvan we de naam niet weten,
en die we dan maar Deutero-Jesaja noemen,
heeft zijn omgekomen leermeester geëerd in een gedicht.

Het beroemde gedicht uit Jesaja 53.
Over de rechtvaardige knecht, de slaaf die “tsaddiek” is.

Als een lam werd hij, mijn leermeester Jeremia, ter slachting geleid
en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders,
zo deed hij zijn mond niet open.

De wonden die ons genezing brengen waren op hem.

Om zijn kritiek was het, op de rijken en machtigen,
de priesters vooral, en de koningen,
en om zijn opkomen voor de armen,
zijn inzicht dat God toornt over deze corrupte politiek
en woedend is…

En, zo gaat deze onbekende dichter van na de ballingschap, dan verder:
Door zijn kennis, doordat hij weet had van het onrecht
en dat niet toedekte of heeft goedpraat maar het aan de kaak stelde,
door zijn kennis zal …
En dan komt er een typering
die blijkbaar tot in de tijd van Jezus bekend is geweest,
-zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken,
en hun ongerechtigheden zal hij dragen.

De rechtvaardige knecht.
Niet de lijdende knecht, zoals weleens verkeerd wordt geciteerd.

Jeremia heeft wel geleden, hij heeft zelfs het leven erbij gelaten.
Maar de dichter nóemt hem: de rechtvaardige knecht.

Die als rechtvaardige moet lijden.
En dus niet omgekeerd, die door te lijden rechtvaardig wordt.
Dat zit een beetje in the Passion, en in al die passiespelen
waar de aandacht veel te veel gericht wordt
als toeschouwer
op het lijden van één mens.

De rechtvaardige moet lijden, zingt Jesaja
En zij die lijden worden gerechtvaardigd
maar dat geldt voor de slachtoffers, voor wie de profeet opkomt.
Voor wie hij zich inzet.
Met zijn leven.

Vooral tegenover de priesters.

Wat was er zo corrupt aan de priesters?
Waarom loopt Jeremia er zo tegen de hoop?
Trouwens niet alleen Jeremia, maar ook Elia bijvoorbeeld, precies zo.

Dat was de corruptie van Exodus.
Het paaslam, dat lammetje dat geslacht moest worden,
om te worden opgegeten,
dus dat was geen offer,
dat lammetje moest namelijk gegéten worden,
niet geofferd.
Het paaslam diende om onrecht aan de kaak te stellen.

Het bloed van dat lam werd gesmeerd aan de deuren van de slaven.
Om zo te onthullen dat die steenrijke en godsdienstige samenleving
van Egypte
wel mooi leek aan de top van de piramide
maar dat onderaan de slaven ervoor moesten bloeden,
tot bloedens toe werden gemangeld en uitgeknepen.

Het bloed van dat Paaslam was onthullend bloed:
“Kijk Farao, zo kleurt gij onze vlaggen, zo rood als bloed…”

Dat Paaslam werd elk jaar geslacht
in de gezinnen die verbonden wilden blijven aan Exodus
en aan de God van Exodus,
de bijzondere God die partij koos voor de slaven en slachtoffers.

Maar het corrupte van de priesters
-en in de tijd van Jezus van de partij der Sadduceeën-
was dat het paaslam niet meer thuis werd gegeten,
als herinnering aan Exodus,
en aan de God die “neen” zei tegen slavernij en onderdrukking,
maar dat het uit die huisliturgie werd gehaald
en nu door de priesters in de tempel werd geslacht.
En dat de armen ervoor moesten gaan betalen.

Ja, en dat ze voor dat geld te horen kregen dat ze
-wat ze dan ook maar hadden gedaan of niet-
schuldig waren!

Zo schuldig dat daar een offer aan God voor nodig was.

Het werd dus de omgekeerde wereld.
En die dan godsdienstig gezalfd en gezegend en goedgepraat.

Dáártegen is Jezus te hoop gelopen.
Dát heeft hij aangevallen, dat is zijn tempelrevolutie.
En dat heeft ook Hem het leven gekost.
Als een onschuldig lam…

De leerlingen herkenden in hem Jeremia.

“Wie zeggen de mensen dat ik ben”, had Jezus gevraagd.
“O, sommige zeggen: Elia, en anderen Jeremia…”,
reageerden zijn discipelen.

Het is niet moeilijk om Pasen wat weg te denken uit de sfeer van bloembollen, kuikentjes en haasjes met een mandje eieren voor hun buik.

Moeilijker is het om het offer van Christus
weg te denken uit een lastig te bestrijden frame
waarbij er een fatale gebeurtenis in de oertijd zou zijn voorgevallen,
de zogenaamde “zondeval”,
waardoor een enorme schuld zou moeten worden afgelost
die dan door de Here Jezus zou zijn betaald.

Waarbij wij toeschouwer worden,
kijkend naar een smartelijk conflict tussen de Vader en de Zoon,
waarbij de Vader de Zoon wel heel hardvochtig aanpakt.
En pas daarna bereid is zijn toorn te laten varen.

Het is moeilijk om daaruit weg te komen.
Uit die verzoeningsleer
die vooral de Gereformeerde Kerken enkele decennia geteistert heeft.
En toch zal dat moeten,
want het is niet een bijbels beeld.
En daar komt bij dat we dan als het ware
blijven we hangen in het kamp van de corrupte priesters
en van de partij der Sadduceeën.

Die het paaslam van Exodus hebben omgeduid
van een slachtoffer tot: een schuldoffer,
niet zozeer voor de schuld van zichzelf
maar vooral voor de morele schuld van de mens in het algemeen
en van de arme in het bijzonder.

Een schuld die de arme beneden op de aarde
had tegenover een hoge God daarboven.

Zo bekijken wij dus vaak het kruis en de dood van Christus
niet als het onthullende bloed van het slachtoffer
maar als het verzoenende bloed van een schuldoffer.
Waarbij verzoening betekent:
dat God zijn toorn heeft gestild door de dood van Jezus.

Het is echter het onthullende bloed van het lam van Exodus
dat aan het licht brengt dat er een conflict is.
Niet was, maar nog steeds is.
Zolang er onrecht heerst op aarde, en uitbuiting
ís God toornig.

Het bloed en de dood van Jezus dekken dat niet toe
maar brengen dat juist aan het licht.

Het beeld van de bijbel is dus anders.
Daar is het niet een offer van hier beneden
om een God daarboven tot kalmte te brengen.

Wat is dat trouwens voor een God,
die zo in de knoop blijkt te zitten dat Hij daar pas uit kan komen
nadat hij bloed heeft gezien?

Het bijbelse beeld is anders.
God zit niet in de knoop,
de dood van Jezus maakt duidelijk dat wij mensen in de knoop zitten.

En het is dus niet een schuldoffer,
of een betaling aan een God hoog in de hemel.

Paulus schrijft een bijzonder zinnetje op,
-een zinnetje waarvan deze nacht vraagt om dat zinnetje te verstaan.
Het wordt vreemd en beroerd vertaald, maar dat is wel begrijpelijk
omdat het zo’n wonderlijke zin is.

Ik lees hem u voor:
Hem heeft God in het midden gezet
als zoenmiddel “hilastèrion”
door het geloof, in zijn bloed,
om zijn rechtvaardigheid te tonen.

Het woord zoenmiddel is een misleidende vertaling.
Dat doet namelijk al snel denken aan: betaalmiddel
of: schoonmaakmiddel.
Je hebt zo van die middelen.
Smeermiddelen.

Terwijl wat Paulus schrijft veel intiemer en emotioneler is.
Zo emotioneel dat je het haast niet bevatten kunt
en dat je de rest van deze nacht tot het licht wordt
dat in je om moet dragen.
Ik nodig u daartoe uit.

Hem heeft God in het midden gezet als
-en dan schrijft Pulus letterlijk: hilasterion.

Hilasterion is een vertaling van Kipporèt.
De hilasterion, de kipporet, is een heel bepááld voorwerp.

Het is namelijk het deksel van de ark.
Het deksel van de ark heet hilastèrion in het Grieks
en kipporet in het hebreeuws.

Op de ark, die ín de tempel stond,
zat een deksel van goud.
Aan weerzijden stonden twee Cherubs, met de vleugels naar elkaar toe
en tussen die Cherubs stond normaal gesproken een godenbeeld,
maar bij de Ark van de God van Israël was die plek leeg.

Het was de woonplaats van God.
God woont daar op dat deksel, als bank.
Voetbank voor zijn voeten.

De Hogepriester, uit de partij van de Sadduceeen,
ging in de tijd van Jezus één keer per jaar
het heilige der heiligen binnen
om daar bloed te sprenkelen op de kipporet.
De Ark met dat deksel stond namelijk achter het voorhangsel.
En daar mocht niemand anders dan de Hogepriester komen.
Geen gewoon mens.

Paulus wil dus met deze bijzondere aanduiding zeggen:

God leeft.
En hij leeft niet ín de tempel.
Alleen te bereiken voor de priester.
Maar daarbuiten.

En hij wordt niet bereikt en tot kalmte gebracht door een schuldoffer
maar is woedend en toornig vanwege de vele slachtoffers.

En Hij leeft niet hoog in de hemel
zodat Jezus op aarde een offer zou moeten brengen
aan een God ergens hoog daarboven.

God leeft precies daar waar Jezus zich inzet voor slaven.

Waar Jezus zijn leven geeft om de tempel
waar het Paaslam
van een slachtofferlam tot een schuldofferlam was omgeduid,
áf te breken en God thuis te brengen daar waar God wilde zijn.

Daar waar de rechtvaardige knecht zijn leven geeft voor de slachtoffers
en waar de slachtoffers in hun lijden worden gerechtvaardigd
en voorgoed niet meer godverlaten zijn.

God is dáár. En leeft dáár. Lééft!
Daar waar het lam ertussen raakt, daar is Gods voetbank, daar is God aanwezig,
daar is de kipporèt.

722 jaar voor Christus leefde in Israël een profeet, Jeremia,
die zijn eigen lot zag als dat van een onschuldig lam
dat ter slachting geleid wordt.

Ik wil vannacht, onder u die hiernaartoe gekomen bent,
nog een naam noemen.
Niet om aan heiligenverering te doen
of om iets mooier te maken dan het zou zijn,
want het is verschrikkelijk wat er gebeurt.

En volgens de bijbelse profetie is God daar toornig over.
Nog altijd.

Ik noem u de naam van Lyra McKee.

Een jonge Ierse journaliste, van 29 jaar,
die zich met hart en ziel inzette
dag in dag uit
onvermoeibaar,
voor het levend houden van de Goede Vrijdag-akkoorden
die een eind maakten aan de verschrikkelijke oorlog
tussen Roomsen en Protestanten.

Het is een fragiele vrede in Noord Ierland
waar de spanningen
nu er een europese grens
dat eiland doormidden dreigt te klieven,
en waar wij protestantse Nederlanders
destijds zoveel vernield hebben
met onze protestantse koningen daar op de troon,
waar de spanningen op dit moment weer hoog oplopen.

Lyra McKee zette zich in voor vrede tussen die twee.
En dat heeft haar het leven gekost.

Zij is de dag vóór Goede Vrijdag vermoord in het Ierse Derry,
of Londonderry,zoals de protestanten die stad in Noord Ierland noemen.

In de bijbel is het niet zo dat Gods toorn gestild zou zijn
door het bloed van Christus,
die daarmee een betaling zou hebben verricht
aan de Vader in de Hemel.

Ieder die dat gelooft mag dat doen en volhouden
maar die bevindt zich dan buiten dat wat de bijbel
ten diepste bedoelt te zeggen
over de dood van Jezus.

Het bloed van Jezus heeft geen Goddelijke toorn gestild
maar heeft onthuld dat God toornig is.
Over onrecht en geweld.

Tot op vandaag de dag.

En volgens Paulus is dat genade.
En is dat heil en is dat zegen.

Want stel dat God niet toornig zou zijn over wat er gebeurt…
Dan waren we pas echt zonder hoop en zonder God
in deze godvergeten wereld.

Die dan ook godverlaten zou zijn.
Overgeleverd aan de machten van het kwaad.

Het duurt nog één nacht.
Dan breekt het licht van Pasen door.

De opstanding.
De opstand tegen de machten van de duisternis.

Opstanding is dan ook geen openbaring ná het kruis
en ná het vloeien van het bloed van Christus,
Opstanding is openbaring ván het kruis.

Daarom waken we.
Deze nacht.

En zingen,
met een pijnlijke brok in de keel:

Hoor, maar ik kan niet horen
Mijn oren dichtgestopt.
Mijn adem opgekropt.
Mijn hart van leegte zwaar.
Ik ben nog niet geboren.
Ik ben niet ik. Niet waar.

(Lied 323: 1)

 

TED-talk van Lyra McKee, vermoord in Derry op donderdag 18 april 2019

 

Become a Patron!