Vredes-preek 40 jaar IKV,
15 december 2006,
Koninklijke Schouwburg Den Haag
Tekst: Hebreeën 2: 14 en 15:
Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben,
heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen,
opdat Hij door zijn dood
hem, die de macht over de dood had, de duivel,
zou onttronen,
en allen zou bevrijden,
die gedurende hun ganse leven
door angst voor de dood
tot slavernij gedoemd waren.
Beste mensen,
Als het mogelijk is dat minister Verdonk
ergens in de provincie
in een kerk
het kerstverhaal gaat voorlezen volgende week
over dat vluchtelingenkind in Bethlehem
dan kan ik
-als dorpsdominee uit de provincie-
kan ik in Den Haag
alsnog wel enkele dingen zeggen
over Sinterklaas van vorige week.
Dacht ik deze week.
U zult zeggen: een gewaagd begin van uw preek!
U kon toch gedurende deze week niet weten
dat mevrouw Verdonk vandaag nog minister zou zijn?
Jawel, daar was ik zelfs vrij zeker van, haar kennende…
Goed, de Sint.
Nu het IKV samengaat met Pax Christi
is het voor protestanten wellicht goed
om temidden van deze feestvreugde
even stil te staan bij de verhouding van kerk en maatschappij
en dat dan te doen aan de hand van een heilige.
Nicolaas.
Mijn naamgenoot.
U ziet hem achter mij.
(sorry Vincent)
En ik wil u dan wijzen op het spel dat wordt gespeeld
en vooral de kwestie die wordt uitgebeeld.
Het is een spel van volwassenen.
U en ik die kinderen op de basisschool hebben,
hebben het vorige week allemaal weer mogen meemaken:
meestal een man als de Sint
en een aantal vrouwen verkleed als evenzovele Pieten.
Min of meer interaktief opgevoerd op basisscholen
voor de ogen van kleine kinderen.
Maar kleine kinderen worden groot
en wat hebben ze dan feitelijk jarenlang gezien?
Ik stel die vraag omdat het zo door elkaar loopt
omdat minister Verdonk zo
zonder pardon
het kerstverhaal kan voorlezen.
En ik meen dan ook dat Sinterklaas voor kinderen
en met hen ook voor volwassenen
een uiterst verwarrend spel is.
Zodat je je gaat afvragen
wat daar de diepere betekenis van is
dat één en ander zo wordt vermengd.
Want … hoe legt u dat uw kinderen nou uit:
Buiten leren we ze zingen:
….Zie ginds komt de stoomboot
hij brengt ons Sint Nicolaas
en in de kerk leren ze Gezang 116:
Daar komt een schip,
geladen tot aan de hoogste boord…
Of:
…Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht,
want we zitten allemaal even recht.
en in de kerk Gezang 120:
Heft op uw hoofden poorten wijd!
Wie is het die hier binnen rijdt?
Of:
…O, kom er eens kijken,
wat ik in mijn schoentje vindt,
alles gekregen van die beste Sint.
Maar Gezang 465 zingt:
Van U zijn alle dingen,
van U O God alleen.
Wat wij ooit goeds ontvingen,
het is van U, o Heer…
En nu is het bijzondere
dat ik meen dat níet: Sinterklaas op God is gaan lijken
maar dat God, onbedoeld en onbewust,
steeds meer op Sinterklaas begint te lijken
in de moderne prediking.
En dan vooral Sinterklaas als Goedheiligman.
Laat ik zeggen: goeiige Heiligman.
Al te goeiig, als u het mij vraagt
en in zekere zin heeft u dat gedaan.
Hoe ziet het er namelijk uit?
De Sint is -hoe je hem ook wendt of keert-
dé vertegenwoordiger van Christus op aarde.
Die ról speelt hij.
En terecht spelen dan ook
-als hij Christus representeert-
terecht spelen dan ook de duivelen een rol.
Christus heeft iets met de duivel
en met de duivelse machten
die heeft hij namelijk overwonnen.
De Hebreeënbrief-schrijver schrijft:
Opdat Hij
door zijn dood
hem, die de macht over de dood had,
de duivel,
zou onttronen.
En dat zie je dan ook.
Tenminste als het je een keer is opgevallen.
Die Zwarte Pieten komen namelijk niet
uit een Spaans Uitzendbureau.
En ook niet uit een Hollands Uitzetcentrum,
wat weer iets héél anders is…
En zij zijn ook niet zwart
vanwege de schoorsteen
waar ze steeds doorheen vallen.
Zwarte Pieten zijn zwárte Pieten
omdat het verbeeldingen zijn van de duivel.
Het zijn satanische figuurtjes.
En daarom zwart.
En nu begrijpt u ook de inhoud van het spel,
dat werd gespeeld vorige week…
En wordt daarmee ook duidelijk
dat alles een karikatuur is geworden,
al meer en meer:
Die zwarte figuren, die duivels,
overwonnen aan de voeten van de Sint,
zijn inmiddels ontaard, letterlijk,
tot lieve snoepgoed-strooiers.
Onze cultuur wilde blijkbaar -hoe langer hoe meer-
níets meer te maken hebben
met angstaanjagende duivelse krachten.
Laten we het liever een beetje leuk houden allemaal!
En met dat Sinterklaas is ontdaan
van zijn angstaanjagende kanten
-en de duivels waarover hij heersen moet
vrolijke snoepautomaten zijn geworden-
hebben we
-en ik ben daar net zo vatbaar voor als u, hoor-
hebben we God onwillekeurig óók goeddeels gedomesticeerd.
“God is líefde” hebben roepen we al jaren
en we bedoelden daar dan mee:
“Laten we het een beetje gezellig houden. Ook in de kerk.”
Zoals Sinterklaas nóóit meer met de roe geeft
of jou meeneemt naar Spanje, in de zak,
zo is God ook vooral lief en aardig geworden.
De moderne verkondiging is een verkondiging van
een góede boodschap,
zeggen we dan,
en we denken te vlot
dat alleen een poeslief bericht daarvoor in aanmerking komt.
Een goede boodschap is een boodschap die ons uitsluitend geruststelt.
Nergens mag het verontrusten.
“Verontrust zijn” is zelfs tot een scheldwoord geworden
voor godsdienstige zwartgalligheid.
We willen als het ware witbrood in melk gedoopt.
Een Maria-kaakje gesopt in lauwe thee.
Met een schepje suiker.
Zoiets.
Maar de vraag is uiteraard of we daar blij mee moeten zijn.
Op het eerste gezicht wel,
want wie wil er vandaag de dag nog een God die kwaad is, of straft?
Daar kun je niet meer mee aankomen.
En over de duivel willen we helemaal niet meer nadenken…
Zou er iets zijn in onze wereld
waar God enorm mee wordt beledigd?
Zou er iets zijn in onze wereld
waarmee God het bloed onder de nagels vandaan wordt gehaald?
En als dominee moet je ook op je tellen passen.
Voor je het weet gaan de mensen naar een andere kerk.
Onbekommerde en opgewekte liefde
liturgisch vormgegeven
met blije tamboerijnmuziek
en vrolijke tingeltangel.
Lieve mensen,
de bijbel roept het ons toe,
bladzij na bladzij,
en Jezus heeft er zijn mond van vol:
God heeft iets tégen deze wereld.
Het kruis van Jezus Christus spreekt twéé woorden en niet één.
Het zegt dat God van mensen houdt
en dat moeten we héél erg duidelijk maken,
in de verkondiging.
Maar het zegt óók dat God iets tégen deze wereld heeft.
Dat God iets tégen deze wereld heeft
omdat daarin de duivel veel te veel “vrij spel” wordt gegeven.
En dan kom ik nu tot mijn punt:
De welbekende engel Gabriël,
in het evangelie van Lukas,
in de aanloop naar precies dát kerstverhaal
dat minister Verdonk ten gehore zal brengen dus,
die engel Gabriël zégt tegen Maria
dat haar kind een zoon van David zal zijn.
Nu snapt Maria wel
dat dat een manier van spreken is,
van Gabriël,
een wijze van zeggen,
want Maria is verliefd en verloofd,
volledig smoor op Jozef.
Maar zij weet onmiddellijk waar de naam David voor staat.
David was een herder.
En David zong:
“Als de Heer je herder is
dan zal het je aan niets ontbreken.” (Psalm 23)
maar als er anderen zich als herder opwerpen
en zich over jou beginnen te ontfermen,
dan sta je er toch ineens niet al te best voor.
Dan zullen al snel je kinderen bezwijken.
Je zult ze geboren moeten laten worden als konijnen
omdat ze zullen sterven als ratten.
Als er anderen zich over jou ontfermen,
die geen herder zijn,
maar wolf, vaak ook nog in schaapskleren,
dan gaat het er al snel beestachtig aan toe
wat in veel gevallen nog een belediging is ook.
Voor het dier.
En een herder is dus in gevecht,
tegen het kwaad.
Om dat te overwinnen.
En een herder heeft daartoe de beschikking over een staf.
En over die staf wil ik nu vanmiddag met u
even de staf breken.
Want kijk nu eens naar deze herder…
Er zijn allerlei details.
Hoe bijvoorbeeld het leger voorop gaat.
Want u weet toch nog wel dat de tamboers uit het leger komen?
Die gingen destijds voorop in de strijd
om de vijandelijke legers vrees in te boezemen
en angst aan te jagen.
Dat is tegenwoordig niet meer aan de orde
want we hebben nu te maken
met moderne vormen van oorlogvoering
waarbij we de vijand niet meer fysiek ontmoeten.
Die is teruggebracht tot coördinaten op een computerscherm.
En met de klik van een muis
vliegen de kruisraketten verwoestend op hen af.
Maar uit die tijd stamt dat leger met de tamboerij voorop.
Moedige mannen moesten dat dus zijn.
Nou, dat zie je er wel van af.
En de kerk er achteraan te paard,
met de uiterlijke kenmerken van een
primus inter pares
der kerkelijke pastores.
Rechts ziet u nog enkele dorpsbewoners.
Het dorp in kwestie is Hempens Teerns,
vlakbij Leeuwarden.
En deze dorpsbewoners zijn duidelijk niet bijster onder de indruk;
niet van de duivels die hen zojuist passeerden.
en daarom ook niet van de duivelbestrijder te paard.
In het midden loopt ook nog een sleutelfiguur uit de kerststal.
De ezel.
Dat zal de mascotte van de fanfare wel wezen,
maar daar loop je als bisschop dan toch maar achteraan.
Dat is het punt.
De kerk laat zich in dit beeld op sleeptouw nemen.
De militairen, de machtigen, bepalen de route.
En dat is niet zo’n goede positie als kerk,
zelfs al zit of sta je erboven, dénk je.
Ik weet niet: ben ik een beetje duidelijk?
We maken ons te snel zorgen
als blijkt dat de kerk weinig invloed heeft op de politieke machten.
Maar hebben te weinig door dat ondertussen de politieke machten
wel hun invloed hebben binnen de kerk.
Daar kunnen we nu niet te diep op ingaan…
De kerk gedraagt zich hier in de openbaarheid
als een koning die zijn intocht houdt.
“De Intocht.”
Zo heet het ook; dit spel dat u hier ziet.
Een herder als een koning die intocht houdt.
Hoort u ondertussen hoe er van alles en nog wat
rond Sinterklaas
begint te resoneren?
En kijk nu eens goed:
Deze pastor te paard
heeft iets bij zich: een herdersuitrusting.
Maar niet om uit te rusten.
Zo’n herdersstaf is niet omdat de herder slecht ter been is.
Gezien zijn leeftijd zou dat kunnen, nietwaar?
Het is ook geen teken van waardigheid, die staf,
een soort groot uitgevallen scepter.
Het is een hérders-staf.
Een instrument ten behoeve van de schapen, dus!
En dan nu mijn punt:
Het verschil met de echte herdersstaf is namelijk wel opvallend.
Als het je tenminste een keer is opgevallen.
Uit een Rooms-Katholieke encyclopedie
onder het kopje “kromstaf”
lees ik u voor:
De herder hanteert een herdersstaf
om zijn kudde schapen bijeen te houden.
Deze staf is aan een uiteinde voorzien van een kromming,
een krul om een schaap bij de hals te grijpen
en zo tegen te houden.
Nou, moet je eens kijken:
met deze staf van de Sint kan hij helemaal niks.
Daar heeft een herder niks aan.
Die is voor de sier.
Show.
Die heeft geen kromming meer.
De krul is namelijk helemaal dicht!
En mooi versierd, dat wel,
maar je kunt hem niet gebruiken.
Met deze herdersstaf kan geen schaap in veiligheid getrokken worden.
Deze herder, zal ik het nu eens scherp zeggen:
kan met zo’n staf geen enkele ziel redden
van de dreigende greep van de duivel.
Maar -en daarom laat ik het u ook zien-
dat hóeft ook niet!
Hij kan namelijk rustig
zonder vrees of blaam
achter de ezel aan.
Dat komt omdat de verschrikkingen van de boze
“Verlos ons van de boze”
omdat de duivelse machten,
in het hele spel dat Sinterklaas heet
zijn weggemasseerd.
Door een vaag verlangen,
of een diep sentiment in onze cultuur.
En dat zou op zich nog niet zo erg zijn
als we maar zouden blijven beseffen
dat dat in het evangelie nu juist niet gebeurt!
Maar wanneer de strijd tegen de duivel
wordt overschreeuwd met lief gezang
over de goeiigheid van een goedheiligman,
dan worden we vrij snel doof voor de strijd tegen de boze
door Jezus Christus.
Want de vrede van Jezus Christus,
de: Pax Christi,
de vrede van dé Herder
zoals Mozes een herder was, en David,
die vrede bestaat namelijk hierin:
Zijn inzet voor mensen,
met name zijn inzet voor slachtoffers,
nog precieser: zijn inzet voor kinderen,
heeft gezorgd voor een einde aan de angst.
De angst voor de dood.
Hij redt met zijn herdersstaf, die
-in tegenstelling tot die van de Sint-
uiterst effectief is,
met een open sterke boog
en niet met een dichte slappe krul. (moeilijk zinnetje)
Hij, de ware Herder,
redt zijn schapen van het kwaad van de duivelse machten.
Dat is de strijd. De onttroning.
Daar heeft Jezus een prijs voor betaald.
Het verwarrende is
dat de kerk die prijs vaak tot het doel verheven heeft.
Dat is mis.
Een prijs is namelijk nooit het doel.
Je betaalt altijd een prijs met het oog op een kostbaarder doel,
dat elders gelegen is.
En dat ik vandaag zou willen benoemen als:
een einde aan de angst.
Angst voor de dood.
Want zo staat het precies in de brief aan de Hebreeën:
“Door angst voor de dood zijn mensenkinderen tot slavernij gedoemd.”
En slavernij is in de bijbel heel scherp
de verhouding van slachtoffers tot hun machthebber.
Slavernij is ten diepste
de bijbelse aanduiding voor: maatschappelijk conflict,
voor oorlog en geweld.
Onrecht.
Kindermoord.
Zowel onder Farao als onder Mozes.
Jezus zelf vreesde de moord dan ook meer dan zijn dood.
“Doe dat zwaard weg, Simon”
En dat is: vrede van Christus:
De moord meer te vrezen dan je dood.
Ik zeg niet dat dat gemakkelijk is
maar ik denk wel dat er geen andere weg zal zijn.
Dat maakt dan ook
dat je in je vredeswerk
niet fanatiek wordt en ook niet gelaten.
Niet haastig en heethoofdig.
Maar ook niet lauw en laf.
Dat je je hoofd koel kunt houden en je hart warm.
In die volgorde.
Vanuit dankbaarheid voor de strijd
en voor de inzet van Jezus als de Goede Herder
en dankzij hem: met een leven dat bevrijd is van angst voor de dood.
Dat maakt het mogelijk om te zingen!
En dan zingen we vandaag maar niet:
“Zachtjes gaan de paardenvoetjes
trippel trappel trippel trippel trap…
Maar dan zingen we een vredeslied.
Want het kerkje is nog lang niet moe…
Een vredeslied waarbij het eerste woord meteen het belangrijkste is:
Daar spreekt namelijk een afwachtende houding uit.
Er wordt niet zozeer vrede gebracht
er wordt vooral vrede verwacht.
Want wat door het Westen elders op de wereld wordt gebracht
is niet altijd dat waar dit lied van zingt.
Maar laten we gaan voor
dat wat er met de nodige geestkracht
van God mag worden verwacht:
“Kómen ooit voeten
gevleugeld mij melden de vrede…”
Amen.