Per se naar Rome?
Komt een man bij een peperdure advocate en vraagt: Wat is uw tarief als ik u om rechtshulp zou vragen? Waarop zij zegt: “1200 euro voor drie vragen”. “Jemig, meent u dat nou werkelijk?” vraagt de man. “Ja”, zegt ze. “En wat is je derde vraag?”
Soms ben je ergens in betrokken voordat je je bewust bent van het feit dat je erin betrokken bent. Je bent al aan het dokken voor je er erg in hebt. Dat heb je ook als je de bijbel gaat lezen. Dat Joodse boek. Over de God van Israël en de Messias van Israël. Dat is een wonderlijk boek en niet zomaar een boekje uit de bibliotheek. Dat is heilige tekst die je erin trekt en plotseling blijk je involved in iets… Iets dat de wereld heeft veranderd en steeds meer gáát veranderen. Ook jouw wereld.
Mensen denken vaak dat je niet onschuldig en naïef aan het avondmaal kunt deelnemen bijvoorbeeld. Of je laten dopen. Of belijdenis doen. Maar ik zal u zeggen dat je niet zomaar vrijblijvend deze teksten kunt lezen. Je raakt ergens in betrokken dan… Met huid en haar.
Paulus doet een beroep op de keizer en wil per se naar Rome. Waarom? Lukas, zijn vriend, een Griekse arts, die jarenlang met Paulus is mee gereisd schrijft daarover. Omstandig. Vandaag over de schipbreuk die Paulus leed, we hebben het hele verhaal gelezen, om ons te binnen te brengen wat een hachelijk avontuur het is, om van Palestina naar Rome te reizen.
Tegenwoordig stap je op de trein en dan regelrecht in het vliegtuig en binnen een paar uur sta je bijvoorbeeld in Belfast. Zo maakte ik afgelopen week mee. Een wonderlijke stad met spanningen tot op de dag van vandaag tussen Rooms Katholieke christenen en Protestantse christenen. Een wonderlijke stad waar tot uitbarsting komt wat eigenlijk overal bovengronds of onderhuids aan de hand is: Dat godsdienst wordt gebruikt om anderen die er andere opvattingen op na houden buiten te sluiten. Onze tegenstanders.
Nou goed, je kunt daarheen reizen en dat is niet eens zo ver hiervandaan. En aankomen precies op de tijd dat je afgesproken had om daar anderen te ontmoeten. Van over de hele wereld: Canada, Amerika, Hong Kong… Tot op de minuut.
Dat was toen niet zo. Een reis vereiste doorzettingsvermogen, je moest van alles en nog wat doorstaan en wist bij lange na niet hoe en op welk moment, zelfs niet welk jaar, je zou aankomen op de plek die je je ten doel had gesteld.
Als je zo’n schipbreukverhaal leest vraag je je af: waarom staat er zo’n lang stuk over in de bijbel? Er wordt méér over deze schipbreuk geschreven, qua woorden, dan over kerst. Om maar iets te noemen. En eigenlijk is het verhaal hiermee nog niet eens af. Lukas tekent zijn held als: onverschrokken en moedig en dapper en initiatief-rijk. Die het opneemt voor de gevangenen bijvoorbeeld. Gevangenen die tijdens de ramp ter dood gebracht dreigen te worden Waarmee Paulus geheel in het spoor blijft van zijn leermeester, Jezus van Nazareth. Die zijn leven heeft verbonden aan de minsten, de slachtoffers, de slaven.
Voor Paulus is Jezus gestorven zoals hij heeft geleefd. Gekruisigd als een maatschappelijke outcast. Want de kruisigingsstraf was in het Romeinse Rijk niet een straf voor godsdienstige overtredingen maar bij uitstek een straf voor slaven en rechtelozen. Vooral als die opkwamen voor gerechtigheid of zich verzetten tegen de immense slavernij.
Maar het verhaal dat Lukas vertelt gaat verder. En komt in het hoofdstuk hierna tot een hoogtepunt. Paulus vreest geen kwaad als het schip vergaat. En kent geen leed bij een giftige adder-beet. Maar als hij uiteindelijk in gevangenschap door Italië loopt, en bij de drie kroegjes is aangekomen, Tres Tabernae, dan blijkt hij het ineens in zijn broek te doen van angst. Daar komen hem broeders tegemoet. Broeders. Chabberiem. Dat zijn geen gereformeerde ouderlingen van de kerkenraad van de gereformeerde kerk te Rome, die elkaar ook “broeder” zijn gaan noemen, -maar met chabberiem wordt bedoeld: mede-Joden uit de synagoge van Rome!
Wat maakt Paulus zo bang? -deze onverschrokken man die deze stormramp en schipbreuk en giftige adderbeet doorstaat of het niks is en zich lam schrikt zodra hem mede-joden uit Rome tegemoet komen?
Maar zodra ze hem vertellen dat zij in Rome over hem, Paulus, géén brieven uit Jeruzalem hebben ontvangen, “greep Paulus moed”, staat er. Als een opgelucht mens. Die blijkbaar bang was dat er over hem net zulke brieven geschreven waren als die hij destijds zelf bij zich had op weg naar Damascus.
Blijkbaar bang dat hij inmiddels in de Joodse gemeenschap zou worden beschouwd als een ketter. En pas wanneer dat niet het geval blijkt durft Paulus weer opgelucht adem te halen. En dan legt hij eenmaal in Rome aangekomen uit wat hij gelooft aangaande de Messias van Israël. En wat hij zág, als verbond, als -om het met een beetje ongelukkige term uit te drukken- Nieuwe Testament.
Wat was dat Nieuwe dan? Dat Nieuwe was dat dóór het kruis van Christus er een wereldwijd verbond was ontstaan tussen Joodse slaven en slaven die afkomstig waren uit de niet-Joodse wereld. Dat nieuwe was dat Joden en niet-Joden zich niet zouden móeten verzoenen -maar ja, dat valt niet mee he? Want zij behoren niet bij “ons” en “onze God”…- Niet zouden móeten verzoenen, maar dat zij al verzoend zíjn! Dat nieuwe was dat dat wereldwijde messiaanse verbond in Christus niet tot stand moest zien te worden gebrácht. Maar dat dat al bestónd. Pasen niet als een vroom ideaal, maar als een voldongen feit.
Dat was een opvatting die binnen de Joodse synagoge te Rome werd beschouwd als een haeresie, zo staat het er. Een nieuw geluid. Niet mainstream, maar afwijkend. Een richting binnen het Jodendom die niet onomstreden is en die op weerstand stuit.
Wat was het punt? Paulus heeft aan deze mensen niet lang daarvoor een brief geschreven. Een brief waarin hij het bij de joden opneemt voor de niet-joden en bij de niet-joden opneemt voor de joden. Een brief waarin hij tegen zijn mede-joden zegt: -en wij herkennen die discussie misschien want die voeren wij ook weleens, ik besprak hem gisteren met de catechesegroep en die herkende dat ook, -een discussie waarbij aan de orde is hoe het kan dat mensen die niet van de bijbel weten en van de wet van Mozes, dóen wat er in die wet staat. Terwijl mensen die wel van de wet van Mozes weten dat soms juist nalaten!?
En dan betoogt hij in die brief dat Jood-zijn niet zit in de godsdienstige regels en gewoonten, niet in de besnijdenis en in het kosher eten, maar in het opkomen voor kansarmen en slachtoffers.
En dat niet-joden die opkomen voor kansarmen en slachtoffers, en die dat doen vanuit een niet-godsdienstig kader, in hun manier van dóen tot Gods volk gerekend moeten worden.
Dat was in die dagen volstrekt nieuw. En revolutionair.
Een brief dus, die Paulus, voorafgaande aan zijn komst in Rome aan de Joodse synagoge aldaar had gestuurd en waarin hij zich openlijk afvraagt “Hoe kan het dat de grieken die niet zijn opgevoed met de wet van Mozes doen wat er in die wet van Mozes staat?” Is God dan niet alleen een God van Joden maar ook van niet-Joden? En geeft hij het hen in hun hart?
Is de God van de kerk ook een God van hen die niet tot de kerk behoren?
Kom aan boord… of zijn zij al lang binnen boord? Zij die niet dezelfde geloofsovertuiging hebben als wij. Die zich niet aan dezelfde godsdienstige gewoonten houden als wij… En wij zelf?
Hoe kan het, dat God van alle mensen houdt, ook van de mensen waar wij niet van houden? Die wij beschouwen als: anders, vreemd, ongelovig, vijandig zelfs. En als dat zo blijkt te zijn, dat God van alle mensen houdt, laten wij hen dan liefhebben. Omdat Gód hen liefheeft. Als een heilig moeten. Het heilig moeten dat Paulus beschrijft als hij zegt dat een engel tot hem sprak… Zo zal de wereldvrede tot stand komen. Niet langs de wegen van de dogmatiek en de rechtzinnigheid en de zuiverheid in de leer. Maar langs de weg van Gods liefde die alle godsdienstige grenzen overstijgt. En muren afbreekt.
Dat heeft Paulus in een brief geschreven aan deze joodse chabberiem die hem tegemoet komen bij de drie kroegjes en die hem willen vragen om dat nog eens duidelijk uit te leggen. Want het triggert hen wel, zou je met een moderne uitdrukking kunnen zeggen.
Het wonderlijke is, dat wij die bewuste brief ook in ons bezit hebben. De brief die Paulus een paar jaar vóór deze schipbreuk aan de Joden in Rome heeft geschreven. De brief aan de Romeinen heet die. En die staat ook in dat bundeltje, dat “Nieuwe Testament” wordt genoemd.
Wat moeten wij dus aan met dit lange verhaal van de schipbreuk? Je zoekt het al snel in de richting: God helpt in nood. God redt wie in een hachelijke situatie is… verzeild geraakt. Nu geloof ik dat onmiddellijk. Ik was een paar jaar geleden met een aantal van onze gemeenteleden in Lelystand toen we ons verdiepten in nieuw catechese-materiaal. We hadden toen namelijk besloten om de catechese te verplaatsen van een doordeweekse avond naar de zondagmorgen. In onze gemeente hebben we dus op zondagmorgen catechese en daarom hadden we nieuw materiaal nodig om het ook werkelijk catechese te laten zijn.
En toen we bij het kennismaken met die methode waren gaven zij daar een proefles. Ik weet het nog goed. Het ging over gevaar. Wat moet je doen, als kind, wanneer je geconfronteerd wordt met gevaar? En dat beeldden ze uit, met enge dieren en storm en angstige situaties. En dan kon je naar de juf toe rennen, of naar je moeder. Maar, zo ging de les verder, je kon ook hulp zoeken bij de Heer, en bidden of hij bij je wilde zijn als je bang bent.
Waarop ik dacht… Zal ik zeggen wat ik dacht?
“Ja dahag! Dát leer je toch niet aan kinderen? Dat ze ook elk moment naar de Heer kunnen met hun angst en roep om hulp? Kom op zeg!”
Maar even later… dacht ik: maar Jurgen, wat doe jij zelf als je bang bent? En niemand dat ziet? Jongen, jij doet precies hetzelfde! Jij vraagt ook aan God om dicht bij je te willen zijn en je op handen te willen dragen.
Maar o lieve mensen, ik weet heel goed wat de lastige vragen zijn. Ik word al heel lang versleten voor een rare evangelical, wat ik ook echt ben. Ik ben niet liberaal qua theologie. Ik wil graag heel dicht bij de bijbelse tekst blijven en bij Jezus de Messias. Maar ik krijg dus die liberale en kritische vragen steeds weer voorgeschoteld. En ik zou de vragen bij dit verhaal zo kunnen oplepelen. “Mooie God! Redt hij Paulus hier van de schipbreuk en hoeveel schepelingen vergaan er vandaag de dag wel niet?” “Mooie God, geneest de één maar laat de ander verrekken? Hoe zit dat dan? Waarom de een wel en de ander niet?” “Trouwens… Paulus mag dan wel met al de zijnen worden gered in deze storm. Korte tijd hierna zal hij in Rome worden vermoord… Wat heeft het allemaal voor zin?”
Ik ben geneigd om op zulke vragen te zeggen dat ik het antwoord niet weet. Ik weet het niet. Waarom? Ja, waarom…?
Ik kan niet in God zijn agenda kijken.
Maar jij bent toch dominee? Ja, maar dan weet ik het misschien wel nóg minder dan allerlei gelovigen bij elkaar.
Er is een man, en die woont bij de grens. En dat was in de tijd dat er geen vrij verkeer van goederen en diensten was. En elke week kwam hij bij de grenswacht aan met een kruiwagen. En in die kruiwagen lagen allerlei… Spullen. Ja rommel eigenlijk. Je zou zeggen: de kringloop wil er nog geen bek op zetten. En de douane scharrelt zo wat om in die rotzooi, zeker wetend dat de man aan het smokkelen is, maar kan niks van waarde vinden, en laat de man dan de grens passeren. Met zijn kruiwagen vol waardeloze troep. Elke week weer.
En na vele jaren, de grens is inmiddels open, komt een gepensioneerde grenswacht de bewuste man tegen in een café. En vraagt hem: “Wat smokkelde jij nou altijd -week aan week- de grens over?” Waarop de man zegt: “O, ik smokkelde kruiwagens.”
Het is maar waar je naar kijkt. En dit verhaal van Lukas zou weleens een wat andere lading kunnen hebben dan aan te tonen dat God een redder is bij schipbreuken. Paulus wil per se naar Rome. Hij heeft een heilig moeten. Een stem die hem drijft. Hij ziet namelijk enorme kansen. Dat Joden en niet-Joden dóór krijgen dat ze niet elkaars vijanden zijn maar dat ze in Messias Jezus verzoend zijn geraakt. Niet: zich zouden moeten verzoenen maar: verzoend zijn geraakt. Niet als ideaal in de toekomst maar als voldongen feit vanuit het verleden. Dat was wat Paulus zag in dat uiterst gewelddadige wereldrijk dat Pax Romana heette: dat slaven en slachtoffers elkaar over de grenzen van de godsdienst heen herkennen als mensen van wie God evenveel houdt. Dat in Jezus Christus muren gevallen zijn.
Maar dat was tegelijk hetgeen wat Paulus beangstigde. Dat de spanning tussen Joden en niet-Joden binnen Rome zou leiden tot het omgekeerde, tot een breuk en een smartelijk conflict. Want als dat zou gebeuren, in Rome, de wereld-hoofdstad, dan was het einde zoek. Want Joden en niet-Joden zijn dan nog samen in één godsdienstige gemeenschap. Maar onderling is er wel al spanning opgebouwd. En dat zou dus makkelijk uit elkaar kunnen vallen. En of dat dan ooit nog goed komt is voor Paulus de grote vraag.
Later, Paulus heeft dat niet meer meegemaakt, is die scheiding er helaas toch gekomen, met name toen Constantijn, de keizer te Rome, zich een christen begon te noemen en dat christen-zijn vórm gaf door zich tegen de Joden te verzetten. Toen werd christen zijn synoniem voor: anti-joods zijn. En nog weer later ook tot anti-gay zijn. En anti-moslim. En anti… van alles en nog wat.
Er is een beroemd boek van professor Heering met de titel “De zondeval van het Christendom.” En dat gaat daarover. Over die Constantijn. En over het feit dat de kerk sinds die tijd, dus eeuwen na Paulus… is gaan denken in termen van “wij” tegenover “zij”. En het verschrikkelijke ook voor ons, is, dat het christendom in Europa is verspreid vanuit dát Rome en niet vanuit Jeruzalem. En ook niet vanuit het Rome waar Paulus naar toe op weg was tijdens deze schipbreuk.
Ik las ergens dat er alleen toekomst zou zijn wanneer de christelijke kerk zich niet langer ‘kerk’ zou noemen, maar “school of love”. Met kinderen en jongeren en ouders en opa’s en oma’s. En zich dan niet alleen zo zou nóemen in naam dus, maar dat ook zou gaan be-oefenen. Waar ruimte is voor dat wat we moeilijk vinden en wat ons pijn doet, de relaties die gebroken zijn de dingen die we kapot gemaakt hebben; ruimte voor dat wat ons maar steeds niet lukt. Ruimte voor verzoening tussen mensen die elkaar hebben afgeschreven en veroordeeld.
Liefde die het wint van haat. Om nog maar eens een keer aan die (Rob) Bell te trekken…
Een gemeente die zich niet terugtrekt op eigen erf met eigen overtuigingen en opvattingen en met een tribale God die bij ons en onze groep zou horen en die er alleen maar zou zijn voor diegenen die óók bij ons en onze groep zou horen. Waarbij “Kom aan Boord” zou betekenen dat er heel veel buiten de boot vallen.
Want zo’n kerk loopt op de klippen.
Eén van de leden van de belijdenisgroep zei gisteren, en ik beschouw dat als een compliment: “Dat valt hier nog wel mee…” Geweldig vind ik dat! Want dáár zet ik me al vele jaren voor in. En probeer ik u in méé te krijgen.
Het is een kwestie van kijken hoor. Hoe kijk je ernaar?
Er was eens een wedstrijd schaapskooi-bouwen. En de deelnemers kregen allemaal een even groot stapeltje planken en wat spijkers en een busje verf. De opdracht was om met zo min mogelijk materiaal een zo groot mogelijke schaapskooi te ontwerpen.
En de een timmerde een vierkante bak en liep eromheen om die van de nodige verf te kunnen voorzien. De ander maakte de kooi rechthoekig. Langwerpig. Maar Jelle, ús Jelle, had slechts een fractie van het beschikbare bouwmateriaal gebruikt. Een klein kooitje, zo groot als een telefooncel. Telefooncel? En hij stond daarbinnen met een verfkwast in de hand en schilderde de binnenkant van het door hem getimmerde hokje.
En toen de juryleden kwamen om de bouwsels te beoordelen keken ze ook naar Jelle, in zijn hokje.
“Kunnen niet veel schapen in jouw schaapshok, Jelle!”
“O, jawel hoor”, zei Jelle.
“Ik sta namelijk buiten mijn schaapshok, en jullie… staan bínnen”.
Amen