Een pirateneiland en een flashmob
Sommige zinnetjes hebben een enorme impact. Meer dan we soms denken.”Nu doet u het weer”, dat wat Diederik Samsom tegen Mark Rutte zei, bij Knevel en Van den Brink, is zo’n zinnetje dat de verkiezingscampagne weleens pregnant zou kunnen beïnvloeden.
Die paar woorden bezorgen Mark een Pinokkio-imago. Taal,woorden in een zin, en de opgeroepen beelden daardoor, het is denk ik allemaal veel sterker dan we beseffen. En er wordt tijdens zo’n debat veel meer gezegd dan dat ene zinnetje, maar daar gaat onze aandacht minder naar uit. Dat is een ontzettend boeiend proces, dat ik niet helemaal kan doorgronden maar waarvan ik wel weet dat het bestaat.
Zo was er eens een man die in de wijde omgeving bekend stond als smokkelaar. Maar elke keer kwam hij bij de grens met een kruiwagen vol spullenen dan keek de douane naar wat er in die kruiwagen lagen begreep niet dat de man dat wilde smokkelen. Het was nauwelijks of geen smokkelwaar eigenlijk. Het leek eerder bij elkaar gegraaide en waardeloze rommel: wat oude lappen, een stapel kranten, ogenschijnlijk niets waarmee echt wat te verdienen viel. En keer op keer lieten ze de man met een kruiwagen vol spullen de grens passeren. Niet begrijpende wat de man ermee van plan was aan de andere kant. Na vele jaren ontmoette een gepensioneerde douanier de man in een plaatselijk café en vroeg: Vertel me nou eens, wat smokkelde je nu al die jaren de grens over? En kon je daar wel wat aan verdienen? Waarop de man zei: O ja, dat ging prima. Ik smokkelde kruiwagens.
De vraag is dus hoe je kijkt. En waar je naar kijkt. En wat je dan ziet. Of niet ziet. En ik denk dat het bij het avondmaal ook zo is. Waar kijken we naar?
De meeste zondagen staat er een avondmaalsstel op de tafel. Een kan een beker en een bord. Vroeger leerde ik bij het vak Liturgie dat dat uit den boze zou zijn, want als je geen avondmaal viert horen beker en bord ook niet zichtbaar te zijn, en als ze dat wel zijn is het uitsluitend voor de pronk.
Maar goed, dat is allemaal lang geledenen we denken daar nu wellicht anders over. In onze kerk -vroeger- waren ook nooit bloemen bijvoorbeeld. En die hebben we inmiddels ook.
Wat ik nog wel weet van vroeger is dat het avondmaal niet zomaar gevierd werd. Er ging een formulier aan vooraf. En dat was eigenlijk een preek over het gedeelte wat we lazen. Een preek met als thema: weet wel wat u doet “Want anders eet en drinkt u zichzelf een oordeel.”
En je moest daarbij het lichaam onderscheiden.
En ik dacht dat daarmee mijn eigen -zich ontwikkelende en soms voor mij wat vreemd reagerende- jongenslijf werd bedoeld. Ja echt! Hoe vreemd zit een mens in elkaar! En wat zie je of hoor je eigenlijk in wat je ziet en hoort? Ik was bang dat de soms natte plekken in mijn laken ‘s ochtends mij totaal ongeschikt zouden maken voor het bijna nog wittere laken dat die zondag over een lange tafel was gelegd voorin de kerk. Maar ook dat is anders geworden. Met die tafel. We kennen nu lopende vieringen.
De vraag die ik wil stellen is: wat zien we eigenlijk als we avondmaal vieren? Dat brood en die beker wijn, wat is dat? En het uitdelen daarvan, wat betekent dat? Wat wil daarmee teweeg gebracht worden? En dat lichaam, wélk lichaam is daarmee bedoeld? Die zondencatalogus uit het avondmaalsformulier zit er wel diep in, merk ik vaak. Bij mij althans wel. Maar als je de hele brief van Paulus leest merk je dat Paulus het over een heel specifieke situatie heeft en zeker niet de bedoeld had om mijn ontluikende volwassenheid verdacht te maken. Paulus heeft het namelijk niet over ons individuele lijf, onze body. Die zak vol water en botten die wij natuurkundig gezien zijn. Paulus bedoelt met lichaam van Christus altijd een collectief. Soma Christou is de term die hij gebruikten daarmee bedoelt hij de gemeente van Christus. Het lichaam onderscheiden, dat zinnetje dat zo in ons hoofd spookt uit het oude avondmaalsformulier, gij eet en drinkt uzelf een oordeel als gij niet het lichaam onderscheidt… -het lichaam onderscheiden betekent dus: inzien waartoe de gemeente van Christus op aarde is.
Avondmaal vieren heeft bij Paulus dus de voorwaarde dat je begrijpt waarom Christus, waarom de Heilige Geest gemeenten heeft gesticht, hier in deze onze wereld. En als je dat belang uit het oog verliest en er iets individueels van maakt dan gaat het mis. En dat maakt Paulus kwaad. Want als de gemeente zichzelf niet meer in de wereld verstaat, hoe zal dan de wereld dat belang van de gemeente van Christus in die wereld ooit kunnen verstaan?
Het gaat er dus niet om wat u fout heeft gedaan. Uw zondigheden. De vlekjes op uw ziel. Ik doe daar niet luchtig over hoor, ik ken mezelf. Maar het gaat erom of wij als leden van de gemeentevoldoende beseffen waartoe de gemeente er is. Op aarde. Hier in Drachten West.
Het onderscheiden van het lichaam. Wat gebeurde daar namelijk in Corinthe, en Paulus wijst daar duidelijk op: De rijken kwamen eerst ter kerke en begonnen vast te schransen en als dan de slaven van hun werk kwamen waren de rijken al zat en vonden de armen de hond in de pot.
Paulus beschouwt dat als een groot kwaad. Niet dat mensen zich vol willen proppen. Dat is geen punt. Althans niet in dit betoog. Daartegen richt Paulus zich niet. Maar doe dat dan gewoon thuis, schrijft hij.
In de gemeente heeft de maaltijd een andere betekenis, namelijk. En eigenlijk schrijft Paulus vooral over wat de gemeente is en hoe het er daar aan toe zou moeten gaan en dat met het oog op de wereld.
Want de wereld moet veranderen. Dat is een niet mis te verstane boodschap in de brieven van Paulus.
Wie die brieven van Paulus leest, en zich bewust is van het feit dat van alle schrijvers van het Nieuwe testament Paulus de oudste schrijver is, en dat zijn brieven de oudste documenten zijn die wij hebben van de christelijke gemeente, ouder dan bijvoorbeeld de evangelieën die later zijn ontstaan na de val van Jeruzalem, -wie dan in Paulus leest kan zich erover verwonderen dat Paulus eigenlijk vrijwel nooit Jezus citeert bijvoorbeeld of vertelt wat Jezus deed of leerde. Blijkbaar was dat niet eens zo bijzonder. En dat klopt ook wel, want de uitspraken en leringen van Jezus vind je ook terug bij andere rabbijnen. Die verkondigen dezelfde dingen.
Maar dood en opstanding en dan vooral de samenhang van die twee: dat het de gekruisigde is die opstaat en niet de opgestane die gekruisigd wordt, dat de Christus aan het kruis door de dood heen levend blijft in de gemeente, als zijn lichaam, -dáárover heeft hij het voortdurend.
En over wat dat concreet betekent. En dat we er niet in en zeker niet aan moeten geloven maar dat we er deel aan moeten nemen.
Paulus heeft het eigenlijk nooit over in de hemel komen na dit leven maar over het aanbreken van het koninkrijk van God op deze aarde in dit leven. En dat gaat op een bijzondere manier.
Laat me dat proberen uit te leggen. Het aangezicht van de wereld verandert doorgaans door een revolutie. Maar dat heeft Paulus niet voor ogen. Want revoltes gaan per definitie gepaard met geweld. En in één klap staat alles in de fik. Ook denk ik dat Paulus niet al teveel van tweede-kamer-verkiezingen zou verwachten. Paulus heeft iets anders op het oog. Hij wil dat de gemeente zich actief opstelt om het “nog niet” in het “nu” te brengen. Het “nog niet” van Gods koninkrijk binnen te brengen in het “nu” van deze wereld van vandaag. En de begrippen die daarbij een belangrijke rol spelen zijn: de dood en de opstanding van Christus.
En dan vraagt hij niet of we dat geloven: dat Christus is opgestaan maar of we daarnaar en daarin willen leven. Als gemeente. Want je kunt het geloven, van die opstanding, maar daar heb je het dan over, bij de koffie of zo. Of bij een glaasje wijn. Maar als het niet geleefd wordt dan zegt dat geloven niets, eigenlijk.
Opstanding zonder opstandig te zijn is alleen maar een gedachte, die zelf niets teweeg brengt.
Je hebt twee waarheden. God bestaat aan de ene kant en God bestaat niet aan de andere. God bestaat is de waarheid van de traditionele kerken. God bestaat niet is de waarheid van moderne atheïsten, als Dawkins en Dennet en zo, aangevoerd door Nietsche, waarover Trouw gisteren een gratis boek verspreidde. Wel apart trouwens dat Trouw als Christelijke krant daarmee komt. Hadden we een paar decennia geleden ook niet voor mogelijk gehouden.
God bestaat, als waarheid. En God bestaat niet, als andere waarheid. Nu is christelijk geloof niet het ene of het andere en ook niet iets ertussenin. Christelijk geloof staat buiten die spanning en heeft een heel eigen plek. Een derde positie: God bestaat, maar we merken er niets van. En moeten dat in Jezus naam eigenlijk ook niet langer willen. Dat is misschien wel het moeilijkste van het christelijk geloof, dat de kern daarvan de twijfel is.
Geloven dat alles wel goed zal komen uiteindelijk, is menselijk. Maar twijfelen is goddellijk. Omdat Jezus God is en Jezus met de twijfel op zijn lippen stierf. Dát is: de dood van Christus. De laatste woorden waarmee Jezus zijn leven heeft beëindigd zijn:”Mijn God mijn God waarom hebt ge mij verlaten?” De ervaring van de áfwezigheid van God dus. En Christus is zó opgestaan, vanuit die woorden. En wil een gemeente, een lichaam, zijn lichaam, waarin wordt geloofd en geleefd vanuit en in die gedurfde ervaring van Gods afwezigheid. Waarbij die ervaring niet wordt weggemasseerd of in al te zoete preken ongedaan wordt gemaakt, maar een gemeente die mét die ervaring durft te leven, durft te bestaan, midden in de wereld. Omdat de wereld alleen maar kans heeft als christenen, uit naam van Jezus, niet langer rekenen op de Grote Probleemoplosser Boven de Wolken, maar op eigen kracht. Nou, eigen kracht, kracht van de Heilige Geest, die onze eigen kracht naar boven haalt en wakker roept en opwekt.
De ervaring dus van: Er is geen God die alles voor ons oplost, uiteindelijk, en die al onze rommel in de wereld wel zal opruimen, ooit, en die aan het eind van de geschiedenis alles wel zal rechtbreien, en die repareert wat wij stuk maken…Want zolang de wereld op zo’n Oplos-God rekent blijft alles steeds maar stuk gaan. Een gemeente dus die leert bidden:”laat komen uw koninkrijk” “laat uw wil op aarde geschieden”
Een gemeente dus als een soort van pirateneiland, zeg maar. Wat is dat? Een pirateneiland bevindt zich in de wereld met haar regels en wetten en politieke realiteiten, maar op dat eiland houdt men zich er niet aan. Wel in de wereld maar niet van de wereld. Een gemeente als pirateneiland, waar de regels die in de wereld gelden niet meer geldig zijn. Waar rijken de armen voor laten gaan en niet vast zichzelf beginnen vol te eten.
Ik heb regelmatig contact met ds Henk Olwage in Gobabis, en die vertelt me hoe ongelooflijk groot de afstand daar is geworden tussen rijken en armen. Zo groot dat men elkaar niet meer begrijpt en zich ook niet meer met elkaar bemoeit zelfs. Dat komt door de economische wetten van deze wereld die mensen steeds verder uiteen drijven. Een gemeente is dan de plek waarmee met die wetmatigheden die het karakter hebben gekregen van een natuurverschijnsel vroom de draak wordt gestoken. Waar hoeren net zulke fraaie dames zijn als fraaie dames denken zelf denken dat ze zijn. Waar zieken net zo veel waard zijn als gezonde mensen. Waar mannen niet langer neerkijken op vrouwen en volwassenen niet langer op kinderen en Hollanders niet langer op vreemdelingen. Slimme mensen niet lullig doen over domme mensen. Waar we niet erop uit zijn om beter te worden ten koste van een ander maar andersom: de ander op handen te dragen desnoods ten koste van jezelf. Waar je jezelf even, al is het maar één uur per week, niet zo innemend goed vindt als je op Facebook wil suggereren maar waar je weet dat -als je zou laten zien welke boeken je werkelijk leest, wat je werkelijk denkt, waar je werkelijk heen surft op je pc, hoe je werkelijk consumeert, hoe je je gedraagt als niemand kijkt, hoe gebrekkig je eigenlijk bidt doorgaans, -dat dan mensen zich van je zouden afkeren.
Maar in de gemeente gebeurt dat niet -als het goed is tenminste- en daar durf je dus jezelf te zijn, met al je twijfel, al je wilde hartstocht, al je verdriet over die verrekte eenzaamheid, en soms zelfs verbittering. Al je angst. Voor anderen, voor wat anderen van je zullen vinden, voor veroordeling en afwijzing om wat je denkt en doet, en zo uiteindelijk angst voor jezelf…
Hier in de gemeente mag je voluit zijn wie je bent, in al je onvolkomenheden en rare kronkels, met je lek en gebrek. Want in de gemeente heerst de liefde. Vergevende en verzoenende liefde. De gemeente als een soort pirateneiland. Waar alvast de wetten heersen van het koninkrijk dat nog komen moet.
Dit is tussen haakjes geen stemadvies om op de piratenpartij te stemmen hoor! Ik heb geen stemadviezen.
En het avondmaal. Dat is een soort flashmob. Weet u wat dat is? Dat bijvoorbeeld onder het carillion, op een zaterdagmiddag, ineens iemand begint te zingen en allerlei anderen doen mee en dan blijkt zicht tussen het winkelende publiek ineens een koor te bevinden. En op een gegeven moment is dat ook weer weg.
En de gemeente wordt gevormd doordat daar brood wordt gebroken en gedeeld. Dat brood staat in de bijbel voor de bron van leven. En de wijn voor de bron van vreugde die het hart verblijdt. En Jezus noemt dat: mijn lichaam: die groep van mensen die als op een pirateneiland wel in de wereld is, maar voor één kostbaar moment in staat is, en de moed heeft en de liefde kan opbrengen om zich niets van de wetten en regels van deze wereld aan te trekken. Wetten die mensen tot elkaars vijanden en concurrenten maken.
Avondmaal vieren is dus alleen maar nuttig, volgens Paulus, als we ons te binnen brengen en voor ogen houden waartoe de gemeente er is in de wereld.
En als we het lichaam niet onderscheiden doen we hier precies die dingen die we in de wereld ook doen. En maken we Gods enige mogelijkheid om de wereld te veranderen -het lichaam van Christus in deze wereld- onmogelijk. Onwerkzaam. En beroven zo de wereld van haar recht op gemeente en God van zijn invloed in deze wereld.
Dat is het wat Paulus zorgen baart. Dat het beste wat er is wordt verwatert en verflauwt, sterker nog, bedorven en verziekt tot iets wat zich niet langer van de mores van de wereld weet te onderscheiden.
De gemeente als lichaam van Christus is Gods kracht die de aarde liefdevol en stap voor stap zal vullen met vrede en verzoening. Dat is de kracht van het avondmaal. Als we tenminste het lichaam weten te onderscheiden. Als we dus anders durven zijn en anders durven doen en anders met elkaar omgaan dan in de wereld gebruikelijk is en voorgeschreven. Als we de gang van zaken in Gods komende koninkrijk alvast in ons midden waar durven laten zijnen waar durven maken. Als bij een flashmob. Het ís er, soms, even.
En zo ontstaan er kiemen van het komende Koninkrijk over de hele wereld.
We smokkelen kruiwagens!
Als hier liefde regeert.
En niets dan liefde.
Amen.