Leerhuis 28 oktober 1986 Lucas 8, 26-59 ‘Legio’
Nog even iets uit het vorige leerhuis over de priesterlijke zegen. Het aardige is, de aanhef van de zegen staat in het meervoud en als de zegen uitgesproken wordt staat het in het enkelvoud. Dus als je ooit een dominee hoort die zegt: de Here zegene u en behoede u enz. , dan denkt u aan alle mensen, maar dat is fout, want er staat gewoon jou. Dat is hierom zo belangrijk, omdat het Onze Vader hetzelfde is, als je dan bidt met elkaar. Dat is nou juist de clou van het Onze Vader, dat je dat niet met elkaar hardop bidt. Dat moet je bidden,alleen, in je binnenkamer als je alleen bent en je zit voor je provisiekast en je spaarbankboekje, dan moet je het lef eens in je hart hebben, zegt Jezus, om dan in het meervoud te bidden, onze Vader, ons brood, onze schuld. Het staat in het enkelvoud, jij gaat in je binnenkamer.
Bij de zegen hetzelfde: De Here sprak tot Mozes: Spreek tot Aäron en zijn zonen, zo zult gij de Israëlieten zegenen, en dan komt dat stukje wat uw bijbel niet heeft, maar wel de Statenvertaling: tot hem zeggende. Allemaal en wat ga je nou van allemaal zeggen? Ieder persoonlijk. Buber vertaalt dat met dir en dich. Zo zullen zij mijn naam op de Israëlieten leggen en Ik zal hem zegenen. Als de bijbel zijn mond open doet, gaat het eerst om u zelf, tot troost voor u.
Dan nu Lucas 8, 26 – 39 (lezen).
Dat gedeelte komt ook voor in Mattheus 8 en Marcus 5. Mattheüs heeft twee bezetenen, en het woord legio komt er niet in voor, maar die zwijnen wel. Marcus heeft het ook weer een ietsje anders, maar daar komen we dadelijk op terug.
Wat moeten we hier mee? Dan begin je te kijken naar de plek waar dat staat. Lucas schreef het en u weet Lucas schreef voor de heidenen. Kijkt u maar: zij voeren naar het land der Gerasenen, dat tegenover Galilea ligt. Nou je gaat niet aan je zus in Zwolle schrijven: ik ging naar Maassluis dat tegenover Rozenburg ligt. Dat doe je wel als je een vriendje hebt in Groenland en die kent dan Zuid Holland niet. Dit is dus voor de heidenen, die het land niet kennen.
En toen Hij aan land gegaan was kwam Hem een man tegemoet die door boze geesten bezeten was, en sinds lang had hij geen mantel meer aan en hij woonde niet in een huis, maar in de graven.
Ik vind dit verhaal zo boeiend en ik hoop dat ik het op u kan overbrengen, ik vind het zo boeiend en ik denk dat je er van je leven nooit op uitgestudeerd komt, omdat dit de eerste keer is dat Jezus buiten Israël komt. Hij komt dus u en mij tegemoet, de heidenen, de niet-Joden. En wat wordt er dan over u en mij verteld, dat maakt het verhaal zo interessant. U krijgt een analyse van de heidenen, de gojim. En hoe zijn de heidenen nou?
Nou, ik moet meteen zeggen, die bezetenen zitten ook wel in Israël, want daar is ook sprake van genezing van bezetenen, maar nu is het het eerste verslag over Jezus reis naar buiten. Dat moet u goed vasthouden.
Vers 19 -21, daar staat boven: Jezus en zijn verwanten, dan zijn ze dus nog in Galilea Vers 23: En het geschiedde op een van die dagen, dat Hij in een schip ging met zijn discipelen en zij zeiden: laten wij oversteken naar de overkant van het meer. O, jongens, nu gaat het gebeuren. Dus nu verlaat Hij Israël en daar komt Hij in het land van de Gerasenen, dat tegenover Galilea ligt.
Elke heiden die dit stuk leest kan er uit distelleren, dat Jezus daar in het buitenland is, als was het alleen om die varkens al. Zoals bij de verloren zoon, als hij bij de zwijnen is, dan is hij in het buitenland. Hij is dus overgestoken en ik houd mijn hart vast, wat gaat er dan gebeuren, als Jezus aan land gaat.
Zij voeren naar het land der Gerasenen. Het werkwoord varen naar is naar beneden varen Dat moet je niet vertalen met afvaren, nee naar beneden varen. Israël ligt altijd hoger, Jeruzalem ligt hoger dan de rest van Israël, maar Israël ligt hoger dan alle andere volken, u voelt de symboliek daar in zitten. Het ligt als het ware op een berg. Vandaar al dat praten in de Schrift over de berg, dat is de accentuering dat daar het centrale gedeelte van de hele kosmos zich bevindt.
Ze voeren naar beneden naar het land der Gerasenen, dat tegenover Galilea ligt. Galilea is het gedeelte van Noord Israël, waar Jezus voor het allergrootste gedeelte van zijn leven gewerkt heeft, behalve de kruisiging en de opstanding, de rest komt allemaal in Galilea voor.
Gerasenen, Gadarenen, Gergasenen, zijn dus andere versies. En onder aan de bladzij ziet u van de papyrushandschriften, die dan al die afwijkingen hebben. De beste hebben Gerasenen. Van het woord gerase, en gerase, dat is een muurtje om een schaapskooi heen Ik zou liever kiezen voor Gadarenen, maar dat laten we maar rusten. Het gaat hier om, dat die Garasenen daar wonen en die hebben te maken met een muurtje. Je moet goed zien. Het is Miskotte geweest die zei: We moeten eindelijk nou es ophouden om die bijbel in de Bosatlas te stoppen. Het gaat niet om de Bosatlas, het gaat om de verkondiging, De verkondiging is, of je die woorden recht wilt doen. Het gaat er niet om, o, hebben die mensen daar gewoond, maar het gaat er om, wie zijn die mensen nou, die heidenen, de niet-Joden. Nou, dat zijn de mensen, die een muurtje gebouwd hebben.
Dus ze steken over van boven naar beneden. Dat kan niet, want het water zou weg lopen, maar je moet het verkondigingsmatig wel horen. Ze lopen naar beneden. Want de heidenen zitten altijd beneden, die hebben geen licht, die weten van de God van Israël niet. Toen Hij aan land gegaan was kwam een man Hem uit de stad tegemoet die door boze geesten bezeten was.
Er staat in het Grieks: daimonia, dus hij heeft een boze geest in zich, een demon. Demon komt van de stam licht geven, dus verblinden. Het zijn ook batterijen, daimon. Licht in de zin van verblinden. Dus als je last hebt van zo’n boze geest, dan ben je verblind.
Dan spieken we altijd bij het Oude Testament, komen die demonen ook in het Oude Testament voor. De Septuagint heeft daar meerdere malen het woord daimonion, demon. B.v. psalm 96, 5: Alle goden der volken zijn afgoden. En dan staat er in de Septuagint: Alle goden der volken zij daimonia, demonen. We hebben sinds kort op de scholen het vak geestelijke stromingen, dus hup, daar gaat je klandizie. Want dat zullen die ouders maar horen thuis, van die Turkse kindertjes.
Ik heb u meer gezegd, er is geen intoleranter boek in uw kast, dan de bijbel. Alle goden der volken zijn afgoden. Het zijn dus die verblinders, schel overbelichten. Dan zegt Buber: Alle Götter der Völker zijn – en dan gaat hij een woord maken, dat woord bestaat helemaal niet in het Duits. Hij maakt vanuit het Hebreeuws Duitse woorden, zodat u begrijpt . Wat zijn nou afgoden? Hij vertaalt: Gott-nichtse.
Er zijn wel allerlei machten, maar die zijn geen god, daar moet je je niet door op je kop laten zitten. En psalm 106, 37: zij offerden hun zonen en dochters aan de boze geesten. En dan vertaalt Buber: zij slachten hun zonen en dochters voor de Wichten, dat is een ellendeling.
Het woord voor demon in het Hebreeuws, en dan wordt het psychiatrischer, dat is een woord dat in jou binnendringt. In het Grieks is het een licht, zodat je niet meer kan zien waar je moet lopen, zo hel. In het Hebreeuws het woord dat bij jou naar binnen dringt en daar je verstopt. Het heeft inderdaad met de anale gedachte te maken, je ver stoppen, binnendringen en daar geweld uitoefenen. Dus een tampon, die een behoorlijke dosis virussen verspreidt. Een daimon. Dan zitten we niet ver weg, maar in het leven van alle dag.
Sinds lang had hij geen mantel meer aan. Als je geen kledingstuk hebt, dan ben je er in wezen niet eens meer. Je kan inderdaad spreken van een depersonificatie. Wie ben ik nu eigenlijk. Hij zit wel met zichzelf in de knoop en daarmee ontmoeten we onszelf als modern mens. Geen mantel, geen bedekking, er is niets wat hem beschermt en hij woont niet meer in een huis, maar hij woont in de graven.
Wij moeten dat begrip graf dadelijk wel in de kraag pakken, want dat zal een hele bepaalde betekenis hebben. Hij woonde in de graven, hij wil dus niets anders zien dan de dood, dus dat staat tegenover de schepping, tegenover creatief zijn. Het kan me allemaal niks meer schelen, ik wou dat ik dood was. Het niet meer willen functioneren in deze wereld.
Hij verblijft in de graven en dan is het boeiend om te zien wat de tekst zegt. Het Latijnse woord zegt: hij verbleef in de monumenta. Hyronimus vertaalt monumentum, dat komt van het werkwoord moneren en moneren is zich herinneren. Dus wat heeft de kerk eeuwenlang meegenomen als verkondiging als het over een graf ging? Namelijk, dat je je iets moet herinneren. Wat? Bij de dood. Ja, daarom ga je naar een graf, om je iets te herinneren, dat was moeder, dat was mijn zoon. Dat is Latijn. Het Grieks, daar ie het de stam van m n , die twee letters, zijn de eigenlijke twee letters die het woord graf vormen, m n – herinneren. Hij woonde tussen de gedenktekens. Er is iets in zijn leven geweest en daar blijft hij bij hangen.
Ik ben er bij getroffen hoe dit aanhaakt en inslaat bij ons leven, want die man wordt vastgehouden door gisteren. En er is niets wat zo als de pest werkt voor een mens om vastgehouden te worden door gisteren.
In dit verband is goed om te horen, dat het begrip verjaardag maar twee keer in de bijbel voorkomt, één keer in het Oude Testament en één keer in het Nieuwe Testament, en het waren de Jehovagetuigen, die ons er op gewezen hebben, dat dat in de bijbel staat zo. Die zeiden; in de bijbel mag je je verjaardag niet vieren, want kijk maar, in het OT is de Farao jarig en dan wordt de bakker opgehangen en in het NT is Herodes jarig en dan wordt Johannes de Doper onthoofd. Dus je mag je verjaardag niet vieren. Nou, dat is een wetticistische uitleg; het staat er niet in, dus dan mag het niet. Nou, de telefoon staat er ook niet in, dan zeg je ook niet, dat mag niet, omdat het niet in de bijbel staat.
Maar er zijn talloze kerkgenootschappen en sektes die zo met de cultuur omgaan. Geen televisie, want het staat er niet in. Het is natuurlijk infantiel gebazel, maar het doet zich wel voor, vooral als er dan een C voor de partij staat. Dat is wetticisme. Ik zeg dus niet, dat u uw verjaardag niet mag vieren, dat is geen exegese. Exegese is, dat je je afvraagt: waarom deden ze dat niet, de Joden. Waarom kenden alle Grieken, alle Romeinen, alle Egyptenaren, alle Babyloniërs hun verjaardag, behalve Israël? Namelijk de inslag van het Oude Testament is, dat een mens niet terugkijkt, die kijkt naar voren.
tot mijn stomme verbazing heb ik het volgende voor u ontdekt. Het gaat om de tijd van je leven. Het woord tijd in het Grieks kent u allemaal. Je spreekt van een chronometer chronologie. Chronos is de god van de tijd. Als u nou chronos opschrijft, dan ziet u die ch en die r. Dan moet u weten die ch is één letter en die r is een tweede letter.
Ch en r is het woord hand. Een chirurg, dat is iemand die werkt met zijn hand, met z’n chir. Chir-urg. Wat is nou chronos? Chronos is de god die met zijn chir een stuk van je leven afneemt, tot er niks meer over is. Dan moet je je verjaardag gaan vieren, alllicht, dan moet een mens zijn verjaardag gaan vieren, ja.
Dat kent de bijbel dus niet. hij kent niet de God die grijpt. Een aardige definitie vond ik daarvan: De tijd als voortgaande verdelgende factor. Zo moet je chronos, het woord tijd bij de heidenen vertalen.
Vroeger op school: wat moet ik onder heidedom verstaan. Nou, geld, beelden. Maar heidendom is veel perverser, dat kan je de adem afsnoeren, dat in wezen je de levensvreugde je benomen wordt, namelijk, je hebt nog maar een klein stukje, er blijft niks meer van over, dus je moet er uit persen wat je er uit kan persen.
Nou, hij leeft tussen de graven, gedenktekens, mijlpaal. In dit verband kan ik me opwinden als men zegt: hoe was dat eigenlijk in de oude kerk? Dat zal mij een zorg zijn. Het gaat om de Schrift. Je krijgt de indruk na al die veertig jaar, dat de Heilige Geest alleen gisteren werkt. Stom, altijd in het verleden, Hij schijnt hier niet te zijn. Dat doet de paus ook. Daarom kan ik het woord traditie niet luchten, ik mag nou wel zo de laatste maanden zeggen hoe vies ik dit vind, hoe heidens ik dit vind. Ik ga Luther en Calvijn steeds beter begrijpen, dat ze zeggen: en nou houden we op. Maar u weet hoe die Lutheranen later gedaan hebben; ja, maar, die kaarsen kun je toch niet weggooien, toen Luther dood was kwamen die kaarsen weer terug. Traditie is wat ons van vroeger wordt overgeleverd, terwijl het ons gaat om wat hier nu gezegd wordt. Dat naar aanleiding van dat graf en die chronos, dat grijpen van die tijd, zodat er voor jou niks meer overblijft.
Hij zag Jezus stiet een kreet uit, viel aan zijn voeten en riep luider stem: Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus Zoon van de allerhoogste God, ik smeek u dat u mij niet pijnigt. Vindt u dat niet interessant. Mij schoot ineens te binnen, dat die uitdrukking ‘wat hebt gij met mij te maken’, dat die zelfde woorden…..Er staat letterlijk dit:
Wat aan mij en aan U -. Waar staat dat nog meer? Ja, bij de bruiloft van Kana, Jezus tegen zijn moeder. Ik dacht nou, ik ga toch eens vergelijken, hoe zou nou de bijbel Johannes 2 hebben vertaald. Als het over een boze geest gaat, dan vertalen ze: Wat hebt Gij met mij te maken. Dan kijk je naar Johannes 2, 4, nou en dan word ik nijdig, wat heb Ik met u van node. Hoort u hoe pervers hier die vertaling is, er wordt gewoon een stukje Mariaverering ingeschoven. Hetzelfde woord, en er staat het woordje vrouw. De Statenvertaling heeft beide teksten, van die bezetene en van Maria bij de bruiloft van Kana, gelijk, van Dordrecht 1637. Wat heb ik met u (te doen) schuin gedrukt. Gr.N. heeft: wat wil je van me. er bij de bruiloft van Kana is dat uw zaak of mijn zaak. Nou, dat is ook goed, dat komt wel hard aan, ja.
Het gaat om die enorme afstand die er gemaakt wordt en die man wil er in blijven, in die graven, in dat verleden. En dat is de dood in de pot, dat zijn de kerkhoven.
Zoon van de allerhoogste God. Dat komt alleen voor in de bijbel, die uitdrukking, als je in de bijbel bij de heidenen bent. Dat vindt u bij Melchizedek, dan bent u buiten Israël. Bileam, dan bent u buiten Israël. Jesaja legt het in de mond van de koning van Babylon, de allerhoogste God. En dan komt het 10 keer voor in het boek Daniël en dan bent u ook weer in de Babylonische ballingschap bij de heidenen.
De heidenen spreken van da allerhoogste God en dat is niet in de bijbel zelf te vinden. Als de Jood spreekt heeft hij het nooit over de allerhoogste God. Want u moet goed zien wat voor gedachte daar achter zit. Allerhoogste is de overtreffende trap in de taalkunde. Dat wil zeggen, je begint hier, daar heb je goden en daar een nog belangrijker god en dan komt er nog een en dan komt uw vriendinnetje en dan komt uw dochter en dan komt uw chef en dan Feyenoord ook nog en dan heel helemaal de allerhoogste god. Ja, daar moet u niet om lachen, dat is de theologie van de Middeleeuwen. Die Thomas van Aquino, dè kerkvader van de, dat de Here God de top is (de hiërarchie). Je begint bij de grond en je gaat langzaam omhoog; hij is de top van een heleboel goden. Terwijl als u even bijbels durft denken, de fout zit dus, dat God niet een supergod is, Hij staat niet in een rijtje, maar Hij is de Enige. Anders, heel anders. Dus je moet ook nooit zeggen b.v. bij kinderen, of voor de klas. God is de wijste die er is. Niet doen, want Hij is anders. God heeft geen superlatief nodig, Hij is niet een overtreffende trap, Hij is gewoon anders.
Er is een vermoeden, dat de drie woorden die ik nu ga zeggen, dat die drie woorden een afkorting, een eerste letter hebben gegeven aan de grote bisschoppelijke kerk: Een Dom, Deus Optimus Maximus. Nou, dat is heidendom, dan zit God in het rijtje van de goden, Hij is dan excellent uitmuntend. Hij zit in hetzelfde vak, alleen een plankje hoger.
En dat is de ontdekking van Karl Barth en vooral van Bonhoeffer, dat we nou es moeten ophouden God als verlengstuk van ons denken te zien; als je er helemaal niet uit kan komen, dan kom je bij God uit, weet u wel. Als je dan helemaal niet meer weet, waaraan dat kindje Anuska in dat park begraven is, nadat ze vermoord is…. God weet alle dingen. Nee, dan zit je toch weer in die superlatief, Hij weet alles. Nee, Hij is totaal anders. En u weet hoe anders, Hij is namelijk daar ook begraven. Dat is evangelisch denken. De allerhoogste is dus een heidens woord.
Die man valt neer voor Jezus, Marcus heeft aanbidden. Maar hier aan zijn voeten vallen en hij riep met luider stem. Hij roept met luider stem, omhoog, dus hij riep het uit. Ik heb geschreven: uitbrullen. Hij brult het uit. Waarom nou? Omdat dit zijn enige troost is, zijn enige houwvast, dat hij steeds maar naar gisteren kan kijken, hij durft gewoon niet naar voren.
Dat is het karakter van de heiden, van mij, van u, ik durf niet naar voren, ik kijk terug, ik ben bang voor morgen, en dat wordt hier getoond. En daarom moet hij niet gepijnigd worden. Hij beval de onreine geest van de man uit te gaan, want menigmaal had de geest hem met geweld mede gesleurd om hem te bewaken en te ketenen met voetboeien. Maar hij brak de voetboeien stuk en hij werd door de geest naar eenzame streken gedreven.
Marcus heeft er een variant bij, die man sloeg zichzelf met stenen. Dat is heel verduidelijkend, hij sloeg zich met stenen. Hij is tegen zichzelf, zeg je dan. Zelfvernietiging. Tegen jezelf zijn, juist die beslissing nemen waarvan je donders goed weet dat het verkeerd zal gaan. Die relatie aangaan, waarvan je weet over een half jaar zal je er hartstikke berouw van hebben, maar je doet het toch.
Zichzelf met stenen slaan. U voelt die man durft geen enkele goede beslissing naar voren te nemen, hij is helemaal op de zelfvernietiging uit en niets kan hem boeien. Hij brak de boeien stuk en werd door de geest naar eenzame streken gedreven. Statenvertaling heeft woestijn. Het gaat niet om eenzame streken, maar woestijn. En de woestijn is altijd in de bijbel de barrière tussen de chaos en het beloofde land. Dat weet u, Egypte daar en het beloofde land daar. En dan heb je die tocht door de woestijn, door de Schelfzee. De woestijn heeft altijd de functie van de barrière tussen de chaos en het beloofde land.
Dat woord woestijn, bij ons is het Wüste en dan heeft het met eenzaamheid te maken, terwijl het Hebreeuws het woord midbar en midbar wil zeggen: een plek waar je geen dabar hoort, geen woord hoort, waar niks meer tegen je gezegd wordt. U weet, het woord dabar heeft als grondtoon motortje zijn. Als er een woord tegen jou gesproken wordt in de bijbel, dan is het de bedoeling dat je in beweging komt, naar voren, dat je het aandurft, dat is het woord dabar.
Daarom is Jezus niet gewoon geboren, maar het woord van God is vlees geworden, nl, dat aandrijfmiddeltje van God ia tastbaar geworden. Dat is heel wat anders, dan dat Jezus gewoon geboren is. ‘t Is geen geboren kindje. Een geboren kindje heeft er wel mee te maken, maar het gaat niet om die geboorte, het gaat om het woord, dat het motortje tastbaar wordt. Je kan de accu aanwijzen, je kan de dynamo zien.
Dus wat is de woestijn, daar waar je geen woord hoort, waar je niet aangedreven wordt. Dus waar geen zin is. Ik zou inderdaad het begrip woestijn willen onderstrepen, en niet eenzaam. Nu zitten we bij het hart. Wat is uw naam vraagt Jezus. Hij zeide legioen, want vele geesten waren in hem gevaren. Ik heb genoteerd bij mijn aantekeningen: Repelsteeltje. Dat is de clou van het sprookje van Repelsteeltje, dat die boze kabouter de klos is als ze zijn naam gezegd hebben.
Dat is typisch bijbels denken. Iemand die jouw naam weet, die heeft het over jou te zeggen. Nou, dat is hier ook. Het heeft ook nog iets pastoraals, mag ik dat zo zeggen. Er is ook nog wel een andere verdieping, dan ik heb macht over jou. Naam weten. Naam dat ben je zelf. En nu vraagt Jezus daar naar die man zelf. Iemand die je naam noemt. Daarom viel ik ook zo over Numeri 6, over de zegen in het enkelvoud, het is altijd die ene mens. En die maakt deel uit van al die anderen, ja dat wel natuurlijk. Maar het evangelie richt zich in de allereerste plaats op die enkeling.
En dan wordt de naam gevraagd, wie ben jij. En dan moet hij die naam zeggen, en die naam zegt hij dan. Er staat gewoon in ‘t Grieks legion. Mijn naam is legion. En de Vulgaat heeft legioen en de Latijnse bijbel heeft legio. En een legio is een zelfstandig naamwoord. Die Romeinse legers bestonden uit legionen en een legio is 6000 man. Dat heb ik op school geleerd.
Toen ben ik gaan kijken, hoe hebben andere bijbels dat. Het Franse groot nieuws heeft: mijn naam is multitude. Ik begrijp daar niks van, multitude is een doodgewoon Latijns woord en betekent veel. Zeg dan beaucoup, waarom nou multitude?
Legio hebben ook veel vertalingen, alleen de merkwaardige vertaling, dat is een engels woord. Mob – massa. In mijn woordenboek: wanordelijke menigte, gepeupel – Mob. Legio antwoordde hij, want hij was bezeten van een hele massa demonen.
Vers 31: en zij smeekten Hem dat Hij hen niet gelasten zou in de afgrond te varen. Even nog, het gaat natuurlijk om die massa hier. Er, is een commentaar verschenen in ‘79 en dan schrijft prof. Nielsen dit: Legioen drukt uit het grote aantal demonen, dat bezit genomen heeft van deze man, het grote aantal, anderzijds het optreden als een gesloten militaire eenheid. MP, van deze demonen. Een leger komt aanzetten en die heeft die man helemaal in de kladden. Daarbij de naam legioen als gevolg van de Romeinse bezetting, het gebied door het Romeinse leger bezet, zelf was hij ook door een leger demonen bezet.
Hij heeft een legio bezetting en die bestaat uit tegenvallers en levenbedervers en frustraties die voornamelijk zijn climax vinden in het vasthouden van gisteren, ja toen was het nog mooi. Zoals we het laatst gehad hebben over ons verslingerd zijn aan matrijs en patroon. En niemand verblikte of verbloosde. Ik dacht de mensen moeten weglopen, maar ze gingen niet weg. Want dat is namelijk gewoon, dat komt in zoveel relaties voor, dat mensen aan een elastiekje aan een matrijs of aan een patroon vastzitten.
Ik sprak laatst een psychiater en die zei: Ik denk dat tachtig procent van de mensen lijdt onder een verkeerde vader- en moederbinding. Dat is matrijs en patroon. Of je doet je moeder voortdurend na of je wil het niet en je zit er aan vast. Wat zou ze gezegd hebben, of, nou durf ik niet naar voren, want ik doe iets anders dan mijn moeder gezegd heeft, of mijn vader gezegd heeft.
Je mag het ook anders zeggen: dit is gewoon worstelen met je volwassenheid en nog een beetje infantiel zijn. Maar het infant zit vaat aan zijn mater en pater, het infant, het onnozele kind. De volwassene zegt: het was wel een schat, maar ze had het behoorlijk mis soms.
Wij zitten vast aan gisteren en een hele MP komt op ons af om ons dat naar voren gaan te beletten. Er is nog één ding bij, dat moet ik zeggen, voor sommigen bekend, maar ik vind het verschrikkelijk belangrijk. Het gaat hier om het vasthouden van de herinnering het vasthouden aan wat geweest is en dat wordt dan uitgebeeld in die graven, daaraan vasthouden, niet naar voren durven gaan. Mij schoot ineens te binnen die uitlating van Mattheus en daar kun je uren over nadenken, wat dat voor consequenties heeft, als men die tekst nou eens goed zou durven lezen. Dat is dat Jezus zegt: Iedere schriftgeleerde, die een discipel is geworden van het koningktijk der hemelen, dat wil zeggen, als je ook maar een klein beetje af weet – die discipel hè, die weet niet veel, die moet steeds maar leren en als je steeds maar aan het leren bent, het allereerste dat je zou moeten leren van het Koning zijn van God over je leven is, dat je dan gelijk bent, moet zijn, aan een heer des huizes die uit zijn voorraad tevoorschijn brengt nieuwe en oude, nieuwe eerst. De Italiaanse bijbel is de enige bijbel in mijn kast, maar dat kun je verwachten van Rome, die het omgedraaid heeft, namelijk oude en nieuwe dingen.
Pauze
Zij smeekten Hem dat Hij hen niet zou gelasten in de afgrond te varen. Dus dat niet, maar wat dan wel. Afgrond komt wel een paar keer voor. Dat is niet gewoon naar beneden, het is inderdaad een ongelofelijke diepte. Het Duitse woord is Untiefe, het is een ondiepte, niet ondiep, je zou kunnen zeggen ont-diepte, iets verschrikkelijks. Dat komt nog wel eens voor in de bijbel en dat is goed om te horen, dan weet u waar die man dan niet in wil. Dat is Genesis 1, 2, daar leest u in de Septuagint: En de duisternis op de afgrond. Dat zelfde woord staat hier.
Dus u voelt wel het gaat hier niet om twee hoog of drie hoog, maar het gaat inderdaad om de afgrond. En Psalm 149, 7: Looft de Heer gij grote zeedieren en alle waterdiepten. Slap vertaald, waterdiepte. Het gaat niet om de Kralingse plas, maar het gaat om de afgrond. Wat dat betreft is het wel goed om de Statenvertaling te horen, die zegt: Wordt ook wel genaamd de hel, een plaats waar goddeloze mensen in eeuwigheid gepijnigd worden.
Nou, daar gaat het niet om, maar het gaat wel om de plaats van de onreine geesten. Dat willen ze dan niet, maar wat er dan wel gebeurt, dat past helemaal bij Israël. Die afgrond wordt helemaal niet serieus genomen, want daar gaan ze niet in. Je zou kunnen zeggen, want dat is voor de verkondiging heel belangrijk, die wordt door Jezus niet aanvaard, als niet bestaande. Zoals de afgoden ook niet bestaan, dat zijn nietsen, Gottnichtsen. Die bestaan gewoon niet. Het zijn wel machten, maar het zijn geen goden.
Zo kan je ook zeggen van die afgrond, die chaos is in Gods ogen een niets, ze hebben niks in te brengen. Ze zullen er wel zijn, maar ze hebben niks in te brengen. Daarom dat die boze geesten daar niet ingaan, want dan zou die hel als het ware een plaats krijgen. Ja, natuurlijk, als je die schoenen in die doos doet, dan heeft die doos een functie, maar zeg je: ik zie maar geen doos, ik zie geen doos, waar moet ik die schoenen nou in doen, dan is die doos er kennelijk niet voor mij. Die afgrond is er kennelijk voor Jezus niet en daar gaan ze dus niet in.
De ontkenning van de afgrond. Heel boeiend. De ontkenning van de chaos, die is er wel, maar die heeft in wezen geen bestaansrecht.
Er zijn allerlei woorden voor afgrond, maar het meest boeiende woord is N I E T S. De Nichtse, de Gott-nichtse.
Dat zal moeilijk worden op die scholen met die geestelijke stromingen. Gaat u maar kijken, Assisi. Dat noemen we in het leerhuis: syncretisme, de hele boel bij elkaar; bidden. En syncretisme is het werkwoord, syn = samen en cretisme is vermengen. De hele zaak aan elkaar klutsen. Luther en Calvijn zouden zich een beroerte geërgerd hebben.
We leven op ‘t ogenblik in de tijd van de triomf van het syncretisme, allemaal een beetje gelijk. We hebben nog 14 jaar en in die 14 jaar zult u op een meer dan schandalige manier het syncretisme merken. Want dan gaan we naar de drempel, 2000, en dat is altijd in de geschiedenis, als er een afgeronde periode komt dan worden de mensen bang je dondert er dadelijk af. Wat moet je doen? Geen ruzie – alles gelijk. Dat zie je nu gebeuren. De hele meute wordt bij elkaar gehaald. U zou het Hindoeïsme eens moeten bestuderen. Ik ben blij dat ik dat voor mijn examen kreeg van prof. Obbink. Drie maanden lang moest ik het Hindoeïsme bestuderen, nou dan praat je wel anders, ‘t Vorig jaar heb ik op catechisatie de Bhagavad Gita voor een gedeelte behandeld. Of ze het vast kunnen pakken is punt twee, dat is wat anders. Maar die Bhagavad Gita heeft met de bijbel werkelijk niks meer te maken.
Even dit, want wat zit ik me nu op te winden, want als je de nieuwe catechismus neemt van de RK kerk, hier in Nederland, dan begint hij met 60 bladzijden te praten over andere godsdiensten. Het Hindoeïsme wordt behandeld in de catechismus. En dan staat er dit bij, dat ze allemaal een visie hebben op God. Maar het allerbeste wordt gezien door Israël. Daar heb je het weer, die merkwaardige theologie van de superlatief, de allerhoogste dat is de bijbel. Dat houdt in, dat ze allemaal een beetje gelijk hebben, maar daar…het hoogste.
En dan zeg ik altijd en ik merk dat de mensen dit mij niet in dank afnemen, dit noem ik een ongelofelijk gecamoufleerd antisemitisme. Wat in Assisi gebeurd is, is een ongelofelijk stuk antisemitisme, alleen u merkt het niet. Er was ook een Jood bij, maar dat zegt niks, we hebben hier in Nederland wel zeven soorten Joodse gemeenschappen. Dan moet u wel zeggen: welke Jood bedoelt u.
Iemand zegt: Maar het was wel opvallend, die Jood las uit Jesaja: de volken zullen optrekken naar Sion. Ja, dan leest die rabbijn dat, maar dan krijgt u, hoe legt dan de hele meute Sion uit. Want als u wat ouder bent, nog ouder dan ik, dan weet u, dan bent u groot gebracht met, dat Nederland het Israël was van het westen. Dus Sion? Eigenlijk is het de kerk.
Een van de meest gedrochtelijke uitspraken in de theologie is, dat de kerk geboren is met Pinksteren. Er staat niks van in de bijbel, maar het triomfalisme van de kerk moes toch eindelijk wel eens op tafel komen. Het is helemaal niet waar, want als u rustig gaat lezen, dan ziet u dat de toespraak van Petrus gehouden wordt tot Gij Joodse mannen. Dus met Pinksteren gaat een groot gedeelte van Israël met de Messias mee, niet dat dan de kerk geboren wordt. Dat zouden we wel willen.
Nu werd op deze berg een kudde zwijnen gehoed. Kudde is het eerste woord, maar in het Grieks staat een bataljon en ik denk dat dat hier goed bij komt.
Zopas is er sprake van een legion, legioen en nu nog een militaire eenheid,een bataljon. Bataljon zwijnen. En u weet hoe zwijnen resoneren met Leviticus er bij en Deuteronomium met die onreine dieren, maar dat laten we rusten.
En ze smeekten dat de Heer hun zou toestaan daar in te varen. Dat is dus niks anders dat het onreine in het onreine terecht komt. Die onreine geesten die mij het voortgaan beletten, want ik ben steeds maar met die matrijs en patroon bezig en met het gedenken van vroeger en ik durf gewoon niet naar voren. Dat moet weggedaan worden. En wat gebeurt er dan? En de geesten voeren uit die mens en voeren in de zwijnen en de kudde stormde langs de hellingen het meer in en verdronk.
Daar heb je de lucifer in het doosje en de schoenen in de schoenendoos en de onreine geesten in het water, en verdronk in het meer. Ik wil graag onderstrepen, dat Lucas de enige is die spreekt over het meer van Galilea. Hij is de enige, want schrijft voor die mensen buiten Israël en die zouden er niks van begrijpen als hij schreef van: vandaag heb ik een wandeling gemaakt om de zee van Kralingen.
Dus ik zeg gewoon, ik maak een wandeling om de plas van Kralingen. Mattheus, Marcus en Johannes, die hebben het belachelijke de zee van Galilea. Het gaat bij al die Joodse verhalen om de zee en u weet hoe de zee resoneert, verbonden met de Schelfzee, de zee, en Lucas schrijft aan buiten Israël wonende mensen en spreekt van meer.
Dit hele verhaal, resoneert dat nou in het Oude Testament? Ik zal het u laten horen, ik was met stomheid geslagen. Dat is Jesaja 65. Hoort u maar: Ja, zegt God: Te raadplegen was Ik voor hen die naar Mij niet vroegen, te vinden was Ik voor hen die Mij niet zochten; Ik zeide tot een volk dat mijn naam niet aanriep: Hier ben Ik, hier ben Ik.
De ganse dag breidde Ik mijn armen uit naar een opstandig volk, dat volgens eigen overleggingen wandelde op een weg, die niet goed is; een volk dat Mij bestendig openlijk krenkt door te offeren in de hoven en offers te ontsteken op de tichelstenen; die in de graven zitten en op verborgen plaatsen overnachten, die vlees van zwijnen eten en in wier vaatwerk verfoeilijk voedsel is. Die zeggen: Blijf daar, nader mij niet, want ik ben ongenaakbaar voor u (hier zit het hele verhaal in).
Wilt u weten wie Ik ben, onderzoekt de wet en de profeten. En dan ga je Jesaja 65 lezen en dan hoor je in het binnenkomen van Jezus, daar in het land van de Gerasenen de bewogenheid van God. Je hoort roepen: Hier ben Ik, hier ben Ik .
En nu wil Ik weten hoe je naam is, want Ik interesseer Mij voor je.
34: Toen de hoeders zagen wat er gebeurd was namen zij de vlucht en berichtten het in de stad en op het land. En de mensen liepen uit om te zien wat er gebeurd was en zij kwamen bij Jezus en vonden de mens van wie de boze geesten uitgevaren waren, aan de voeten van Jezus zitten, gekleed en goed bij zijn verstand en zij werden bevreesd.
Wat doet die man? Hij zit aan de voeten van Jezus, eigenlijk is het: Hij zit gericht naar de voeten van Jezus. Dit is een bekende uitdrukking, een typische Joodse uitdrukking, want dat vindt u bij Paulus, Handelingen 22, 3: daar zegt Paulus: Ik ben opgeleid aan de voeten van Gamaliël en u vindt het bij Lucas 10, 39: Maria aan de voeten des Heren gezeten en luisterde naar zijn woord.
Zitten aan de voeten van, is de leerling-houding. En dat is volgens het slot van het Mattheüs-evangelie de enige opdracht van de kerk. Vooral als je de Griekse tekst er bij neemt, dan wordt je er koud van, de enige opdracht, die de discipelen krijgen is: Maak alle volken tot mijn leerlingen.
Het gaat inderdaad om leren, je moet wel weten hoe het in elkaar zit, want dat bepaalt jouw leven en jouw houding, het gaat om leren.
Daarom vind ik het ook triest dat je een heleboel leerhuizen hebt, die de maatschappelijke kant op gaan. Dan hebben ze her, over euthanasie een hele avond en over honger en nou goed, maar dat is geen leerhuis, dat is maatschappijleer.
Leerhuis is: Wat is ons overgeleverd inde zin van: vanuit Israël, anders valt u mij weer met het Latijnse woord traditie lastig. Wat is ons uit Israël overgeleverd? Wat wil dit getuigenis over de Messias zeggen. Dat moet je dan leren, dan moet je luisteren.
Iemand zegt: opdat wij zullen handelen, dat staat er bij in de talmud. Ja, maar het staat niet in de opdracht van Mattheus. Ja die laatste tekst daar staat: dopende hen, waarbij uw bijbel heeft: en doopt hen. Wat niet in de tekst staat. Je hoeft je kind helemaal niet te laten dopen. Het zogenaamde doopbevel komt in de hele bijbel niet voor, maar als je gaat vertalen doopt hen, dan krijg je het doopbevel.
De enige gebiedende wijs: Maak hen tot leerlingen. En een begeleidend verschijnsel is dan dopen, dopende hen. Het enige gebod, de enige imperatief, het gebod dat Jezus geeft bij het weggaan is: leerlingen. Ik had het in ‘t begin van de avond over dat dabar, het woordje woord, dan leer je de woorden en dat is natuurlijk om jou aan te zetten. Dat zit gewoon ingebakken. Dat iemand met die debarim blijft zitten en hij doet er niks mee. Nee.
Iemand zegt: dan is het een traditie, maar die in beweging is. Ja maar het woord traditie vind ik besmet. Even uitleggen: In de Rk kerk is het wat de synodes gezegd hebben en de traditie bij de protestanten is wat de belijdenisgeschriften altijd gezegd hebben. En daar wil ik nou eindelijk eens een keer vanaf en ik niet alleen hoor. Daarom heet ik natuurlijk geen confessioneel predikant. Een confessioneel predikant heeft zich aan de belijdenis te houden en niet aan de Schrift. Dat woord traditie vertrouw ik niks, dan zitten we toch weer te loeren naar gisteren en durft men toch niet te zeggen: nieuwe en oude dingen. In de zin van, wat moet er nu gehoord worden.
Dan moet debarim, die woorden moeten jou dan opladen. Iemand zei: Ja maar draait het dan niet alleen maar om kennis. Nee, dat is het Griekse weten, dat moet jij weten met je ratio verstand, maar het Joodse weten is dat het in je vingertoppen in je tenen gaat en je doet er wat mee. Dan durf je dood te gaan, je durft ouder te worden, je durft een beslissing te nemen, en je durft een brief te schrijven, en je durft een brief niet te schrijven, dan ga je beslissingen nemen. Dat komt door die debarim, die woorden, die jou opladen.
Een schitterend voorbeeld. Het gaat in de bijbel om die woorden van God die jou aanzetten, dat is duidelijk, vandaar dat we zo met die woorden bezig zijn. Ja, zeggen mensen, maar makkelijk, je kijkt maar in de concordantie. Ja, maar als een vrouw mij een brief schrijft of u een brief schrijft,en zegt: Ik houd van jou, dan neem je die woorden wel serieus. Je wil ze misschien niet accepteren, maar je neemt ze wel serieus, je gaat ook niet zeggen: gut, gut, kijk nou es wat een woordjes. Een woord doet je toch wat en zo niet dan is er iets los.
Voorbeeld bij Johannes: dan zegt Jezus: Dit is het eeuwige leven dat zij U kennen en Jezus Christus die Gij gezonden hebt. Kennen is een innig contact hebben met. Dus het is niet dit kennen, rationeel, het gaat niet om je verstand zozeer, maar het kennen moet door je heen gaan. En als het door je heen gegaan is, dat is het Joodse woord kennen in de bijbel, dan doet het je wat.
Wat heeft de Wachttorenvertaling? Dit is het eeuwige leven dat zij kennis hebben genomen van U enz. Het gaat niet om veel weten, het gaat om weten en daardoor jou laten op laden.
Daar zijn we ook mee bezig. Iemand zei; wat is het verschil tussen een leerhuis en een preek. Ik zou het niet weten. Er is geen enkel verschil natuurlijk. Probeer jij maar eens exegese te bedrijven zonder dat het een preek wordt, probeer één tekst open te maken zonder dat het iemand raakt. Dat bestaat niet. Dat is het typische van de bijbel. De debarim, dat zijn de opladertjes. d b r , dabar, is van het werkwoord aandrijven. En God sprak al deze woorden. Aandrijfsels.
38, 39: dan komen al die mensen kijken wat er gebeurd is en zij zien dan en zij werden bevreesd. Dat is het vrezen van de mensen buiten Israël, die niet weten wat ze er mee aan moeten, dan is dat het numineuze vrezen van ik weet niet wat ik er mee aan moet. Wat u min of meer ook in het kerstverhaal hebt. van, vreest niet. Ik weet niet wat ik er mee aan moet, ik ben helemaal ondersteboven, Dat is het numineuze vrezen van wat moet ik er mee.
In vers 34 krijgt u mensen die berichten iets en in 36 zijn er mensen die gaan weer iets vertellen. Maar het is de clou niet. De hele bevolking gaat uitlopen en zeggen: wil je nu maar weggaan. Daar zullen economische motieven achter zitten, je kan ook zeggen, het is buiten Israël, het zijn offerdieren en nu kunnen ze de goden geen spijs en drank meer geven.
En de gehele bevolking vroeg Hem of Hij van hen wilde weggaan. Lucas: of Hij van hen wilde weggaan. Mattheüs en Marcus hebben een andere uitdrukking. Mattheüs heeft: zij drongen er bij Jezus op aan, dat Hij hun gebied zou verlaten. Marcus heeft hetzelfde: weggaan uit hun gebied. Maar het staat zo scherp bij Mattheus en Marcue er staat: of Hij wil weggaan van hun gebied, zo vertalen wij, maar er staat Horion. En horion is het woord grens. Of Hij maar wil verdwijnen achter de horizon.
In wezen is dat een soort kruisiging natuurlijk, of Hij maar achter de horizon wil verdwijnen. Zo vertalen Mattheüs en Marcus het, achter de horizon. Waarom? Ja, dat is ook weer voer voor psychologen, je zou kunnen zeggen, omdat een mens toch maar het liefste tegen zichzelf ingaat en dan toch maar aan die graven, aan die gedenktekens, van vroeger vasthoudt.
38: de man van wie de boze geesten uitgevaren waren, verzocht Hem bij Hem te mogen blijven. Maar Hij liet hem heengaan en zeide: Keer terug naar uw huis en verhaal al wat God u gedaan heeft. En hij ging de gehele stad door verkondigen al wat Jezus hem gedaan had.
Het eerste wat in ‘t oog springt is dat Jezus zegt, wat God gedaan heeft en twee regels verder leest u: hij vertelde wat Jezus gedaan had. Dat hebt u bij Mattheüs en Marcus ook. U ziet nu voor de derde keer het woord vertellen nee, de handeling, het woord is anders. In 34: zij vertellen wat gebeurd was. Wat hebben ze gezien? De hollende varkens. Dan 36: zij die het gezien hadden vertelden dat de bezetene genezen was. Nu vertellen ze en van die varkens en van die bezetene. En dan komt er iemand die vertelt wat God gedaan heeft en dan krijgt u het werkwoord heraut-zijn, verkondigen. Ik heb er bij genoteerd: en nu komt er een dimensie bij. Je denkt dat het zo gebeurd is, maar je moet die andere dimensie er bij denken, namelijk zo, zo wil God jou op de been zetten, om je los te maken van gisteren en vroeger en eergister, zodat je door kunt gaan.
Ik heb twee dingen hierbij op te merken. Dat dit verhaal uitermate onrustig is. Het werkwoord gaan,verwant met exodus, komt dertien maal voor. 2?: toen Hij aan land gegaan was. 29: uitgaan. 30: in hem gegaan. 31: in de afgrond te gaan. 32: daarin te gaan. 33 twee keer: de geesten gingen uit die mens en gingen in de zwijnen. 35, drie keer: en de mensen gingen en zij gingen en zij vonden de mens waar de boze geesten uit gegaan waren. 37: weggaan. 38: uitgegaan en 59: hij ging de hele stad door. Het gaat voortdurend om een mens die niet in beweging te krijgen is. En dat is nou de bijbelse beeldtaal, ze maken plaatjes in die woorden, gaan, gaan, gaan, gaan, ja, nou weet ik het wel.
Ja maar jij gaat niet. O nee? Nee, jij zit vast aan gisteren. O ja, dat is waar. Dus u voelt dat werkwoord gaan, dertien maal, staat lijnrecht tegenover het begrip herinnering, denken aan wat geweest is. Daarom weet ik nog steeds niet wat ik moet zeggen bij een dodenherdenking. Wat gebeurt er dan? Er gebeurt namelijk niks. Dan alleen maar dat de tijd stremt en terug gaat. Daarom mag je wel eens denken aan je moeder en je vader, maar dat je een dienst gaat maken over wat geweest is, dat is zo anti bijbels. Er is maar één ding wat je mag gedenken, en dat is wat Hij deed met de Schelfzee, dat doet Jezus met Pasen en dat mag je hierheen halen, naar jezelf.
Gedenken van doden is er in de bijbel niet. Heel even Paulus, maar ja (gedenkt uwe voorgangers) gelach.
En het avondmaal daar komt ook gedenken en de daden van God die Hij doet voor uw verlossing, de daden van God die Hij doet voor de verlossing uit Egypte, en dat culmineert dan in het avondmaal. Dat avondmaal mag u voor geen goud losmaken van de Schelfzee, dan krijgt u de magie, dan komen alle demonen los.
Gedenken in de bijbel is, wat daar gebeurd is geldt nu voor jou hier. En het tweede is: dat monumentum, als woord voor graf , herinnering. De Jehovagetuigen: Herinneringsgraf.
Maar als u het paasverhaal ziet van Lucas, die heeft graf – gedenkplaats en dan komen die twee mannen, geen engelen, twee mannen, Elia en Mozes en die zeggen: Gedenk wat Hij u gezegd heeft, namelijk Hij zal opstaan, Hij zal Immanuël zijn, dat moet jij eens gedenken. En zij vluchtten weg van de gedenkplaats. Daar gaat het met Pasen over. Niet vasthouden wat geweest is, maar gedenk, dat Hij met je meetrekt, Immanuël is. Iemand zegt: In vers 39 moet die man het overal gaan vertellen, maar in zijn eigen land legt Hij ze het zwijgen op. Dit is de enige plek waar Jezus zegt:vertellen.
Ja, dit is de enige plek in het evangelie waar Jezus zegt: vertellen. In zijn eigen land zegt Hij: mond houden. En er komen steeds meer geleerden die zeggen :weet je waarom het niet verder verteld mocht worden? Hij moest nog naar Jeruzalem. En dan moet jij daar geen stokje voor steken. Er valt nog het een en ander te doen. Hij moet daar wel aankomen, bij Golgotha.
Maar als Hij in het buitenland is, bij de gojim, de heidenen, dan vertellen. Lucas zei: en nou ga ik ook een boek schrijven over Paulus, die naar buiten gegaan is, Handelingen der Apostelen, en dat is zijn tweede boek.
Ten slotte dit. Kinderbijbel van Karel Eykman ‘Woord voor Woord’. Hij is volgens de critici te ver gegaan, maar hoor nu eens even. Eén ding, adam dat weet u, betekent mens. Er staat boven: een griezelig mens: Jezus en zijn vrienden kwamen bij een dorpje aan. Daar zagen zij een man bij het kerkhof. Hij zat stijf in elkaar gedoken. Hij had geen kleren aan. Hij keek kwaad. Hij zag er vreemd uit. Hij leefde in een hol bij het kerkhof. Het was vaak gebeurd dat hij in de war raakte. Dan ging hij raar doen. Dan wist hij niet meer wat hij deed en dan werd hij woest en maakte de mensen bang. Hij was gevaarlijk. Ze hadden hem wel eens vastgemaakt met touwen en kettingen. Daar wist hij zich altijd woest van los te rukken. Dan ging hij de bergen in. Nu hielden de mensen hem op een afstand. Simon en Johannes vonden hem maar griezelig. Wat kan je voor zo iemand doen, dachten ze.
Jezus wilde naar hem toe. Maar meteen begon die man te schreeuwen en met stenen te gooien en te trappelen, ga weg riep hij, jij bent goed, jij bent van God, dan heb je hier niks te maken. Weg jij. Ik ben niks. Ik ben niks voor jullie. Alsjeblieft ga weg.
En Jezus ging nog meer naar hem toe. Hij vroeg: Wat is je naam eigenlijk. Alles riep de man. Alles door elkaar, weet ik veel. Hij sprong op en liet zich helemaal krampachtig stijf vallen, trappelend met het spuug om zijn mond.
Kom nou maar, riep Jezus tegen hem. Hij schudde hem door elkaar. Nou moet het uit zijn hoor je. Je kan er niet tegenop. Goed dan, maar jij hoeft je niet in een hoek te laten trappen, jij bent een mens. Ik hoor net zo goed bij jou. Geloof dat nou eens.
Die man gaf nog één enorme schreeuw en bleef toen doodstil liggen, hij bewoog niet meer. Ze schrokken. Ze dachten dat hij dood was.
Maar Jezus wilde dat niet. Hij pakte hem bij zijn arm en zette hem op zijn benen, op de grond. En toen eindelijk ging die man opeens snikken en huilen tegen Jezus schouders aan. Heel lang. En toen hij uitgehuild was, was hij moe.
Ze gaven hem eten en drinken en ze maakten hem schoon, ze gaven hem van hun eigen kleren. Die man zag er nu heel anders uit. Hij zag er opgelucht en aardig uit. Hij lachte tegen ze. Hoe heet je vroeg Jezus weer. Ik heet Adam, zei de man.
Volgende leerhuizen: 17 februari 1987 en 12 mei 1987
Wat een boeiende uitleg!