Pasen 2016

IN HET DONKER ZIJN ALLE KATJES GRAUW

Wie draagt er een horloge? Wie niet? Jonge mensen dragen geen horloge. Tja, het is een gimmick dat maar één ding kan, de tijd aanwijzen. Dus, wat heb je eraan?

Wie kent de geloofsbelijdenis van de kerk? De mensen met horloge? Zeg maar even de twaalf artikelen. Daar staat over Jezus: Dat hij geleden heeft onder… Pontius Pilatus. Is gekruisigd, gestorven en begraven. Nedergedaald ter helle. Dat laatste is later toegevoegd. Ten derde dage… en dan?

“Wederom” opgestaan van de doden. Ok, houden we even vast. Maar ik wil alvast zeggen dat dat woordje “wederom” er alleen in het Nederlands staat. In de oorspronkelijke tekst staat dat niet. In het Grieks niet. In het Latijn ook niet. En bij Nicea niet en bij Constantinopel ook niet. Straks wordt wel duidelijk waarom.

Iets anders: Er staat in de geloofsbelijdenis dus niet waarom Jezus zou zijn gestorven. Waarom is dat? Om de zonden?

Dus hoewel de kerk dat niet belijdt moeten we het daar wel over hebben. In deze preek op Pasen. Over de zonden.

Het is een eeuwenoud gebruik dat een Paaspreek hoort te beginnen met een mopje. Dat gebruik heette met een deftige term Risus Paschalis en heeft zeker tot in de 18e eeuw bestaan. Priesters probeerden gemeenteleden op Pasen aan het lachen te krijgen om te laten merken dat Pasen echt een feest is. Daar komt ook de gewoonte vandaan om elkaar een “vrolijk Pasen” toe te wensen, vanwege die grappen in de Paaspreek. We doen dat nu maar niet meer. Want de wereld waarin we leven verdraagt geen grappen… Of was dat nu juist de functie van die Risus Paschalis?

Komt een jongeman bij de pastoor om te biechten. Zegt hij tegen pastoor: “Ik kwam tijdens het uitgaan een meisje tegen”. “Dat is geen zonde”, zegt pastoor. “Nee, maar ik nam haar mee naar huis. En ging naast haar op de bank zitten”. “Dat is geen zonde”, zegt pastoor. “Nee, maar toen nam ik haar mee naar boven naar mijn slaapkamer. En ging naast haar op bed liggen. En net toen ik haar wilde kussen kwam onverwacht mijn moeder binnen.” “Ja…. dát is zonde”, zegt pastoor.

Met Pasen moeten we het wel hebben over zonde. Maar wat is dat? Dat wil ik met u een beetje ontrafelen vanmorgen. Vanuit onze tekst van Paulus.

In Christus, zegt Paulus, in de gekruisigde, is noch Jood, noch Griek. Dat is een bijzondere tekst. En vanmorgen zal ik u dus uitleggen waarom. En op welke manier dat licht geeft aan Pasen.

Ik ben inmiddels een paar keer in Belfast geweest, Noord Ierland, in verband met studieweken; en daar staan muren, zogenaamde peace-walls, tussen Roomse woonwijken en protestantse woonwijken. Roomsen komen niet aan de ander kant van zo’n muur, nooit; en Protestanten evenmin. En als je aan hen vraagt: We leven in de 21e eeuw, waarom staan die muren daar nog? Dan zeggen zij: die muren staan niet daar. Die staan hier, in ons hoofd. Als je protestant bent, dan bén je iemand. We hebben die muur nodig voor onze identiteit. En datzelfde zeggen de mensen aan de andere kant van de muur. Als je rooms bent, dan heb je een identiteit. Anders ben je niks.

Die mensen worden dus gevangen gehouden door afwijkende identiteiten. De één zus, de ander zo. Muren die scheiding maken zijn dan nódig, -nodig om het over God te kunnen hebben. En om, ten overstaan van God -of met God aan jouw kant- iets vóór te stellen. Iets te zijn. Je bent dus een soort gevangene, in je geloof, of in je aparte afgezonderde groep mét dat geloof, en zó -als gevangene- bén je dan iemand. En de anderen, die daar niet bij horen, die zich aan de andere kant van de muur bevinden, zijn dan jouw vijanden. Die hebben het ook over God maar dat zijn ketters. Dus hun beroep op God is bij voorbaat vals.

Komen er twee elkaar tegen op een heel smal stoepje, zegt de één tegen de ander: “Ik ga niet opzij voor een ketter”. “O, maar ik wel”, zei de ander en doet een stap opzij.

Aan de andere kant van de muur bevinden zich de vijanden. En: zij zijn niet alleen jouw vijanden maar óók Gods vijanden. Alleen al omdat ze anders zijn dan jij. Ketters. En je doet God dus eigenlijk een plezier, je “bewijst Gode een dienst”, door Zijn vijanden aan te vallen. Met bommen of met kalashnikows of met Molotovcocktails. En het maakt dan niet veel uit wie je treft, want die vijandschap geldt dan de hele groep. Daarom kun je -in geloof- met een gesust, of gerust, of geblust geweten een verschrikkelijke aanslag plegen op een vliegveld of in een metro-treinstel. Wij noemen hen “terroristen”. Zij niet. Zij noemen ze “strijders”. Voor de goede zaak. Die van God namelijk.

En het maakt dan niet zoveel meer uit of je het nu Allah noemt, of God, of nog anders, in vrijwel alle gevallen is het een kopie van Zeus. De machtigste God die er bestaat.

Nu leven we in een wereld waar de verschillen steeds groter worden. En waar we ook geen oplossingen kunnen bedenken dan uitsluitend olie op al die vuren. Je zou, bedacht ik gisteren, kunnen zeggen: In Molenbeek wemelt het van de terroristen, die het op onze vrijheid hebben gemunt. We gaan met F16’s Molenbeek plat bombarderen. Dat zijn de oplossingen die we kunnen bedenken. We doen dat niet op Molenbeek maar wel op Aleppo. Maar dat is in wezen precies hetzelfde, alleen een beetje verder weg.

We leven in een wereld die zichzelf dol draait. Dat er verschillen zijn kunnen we moeilijk ontkennen. En dat de verschillen almaar groter worden en de tegenstellingen harder, dat zien we jaar in jaar uit. Om tot verzoening en vrede te komen is het dan ook nodig dat er zoiets als een universele waarheid bestaat. Een waarheid die de verschillen overbrugt.

En nu komen we bij het probleem waar de wereld in verkeert. Die universele waarheid, áls die er al ooit is geweest, is er niet meer.

Onze voorouders, in een pre-moderne tijd, zijn nog opgegroeid met zoiets als: een idee van de waarheid, die altijd en over de hele wereld zou gelden. Er was één universele gedachte die voor de hele wereld zou gelden. En iedereen die een beetje kon nadenken kon die gedachte volgen en zich eigen maken. En eraan gehoorzamen. En de kerk, met name de kerk, had die waarheid in pacht, zeg maar.

Op dezelfde manier als waarop IS dat nu zegt te hebben. De gedachte dat de wereld gered wordt met één groot kalifaat. Maar zij lopen afschrikwekkend ver achter de feiten aan, want in de moderne tijd, zoals die wordt genoemd, is er, -sinds de verlichting is dat gaande- een devaluatie ontstaan van die ene waarheid.

In de moderne tijd is gaan gelden dat er niet één universele waarheid bestaat. Iedereen heeft zo zijn eigen waarheid. Ik de mijne en jij de jouwe. En dat is steeds maar doorgegaan.

En we leven nu, wetenschappelijk gezien, in een “post-moderne” cultuur. Daar hebben we dus nog geen naam voor, maar het is de cultuur die gekomen is ná de moderne tijd. En daarin geldt, dat we alleen maar vragen hebben. Ik de mijne en jij de jouwe. En de vragen die het leven mij stelt kan ik alleen zelf beantwoorden. En dat geldt voor u allemaal.

We zijn dus trouw aan onze eigen vragen. En we moeten de antwoorden vinden op de vragen die aan ons persoonlijk worden gesteld. Dat is onze postmoderne cultuur. En het heeft geen zin die te ontkennen, want daar zitten we gewoon middenin. Het is wat Paulus de geesten in de lucht noemt.

Maar nu? Hoe moet het nu? We volgen allemaal dus onze eigen weg. En hebben onze eigen kleine, beperkte identiteit. En die zullen we nooit prijsgeven, want dan zijn we weg. Dan zijn we nergens meer. Maar de verschillen tussen mensen zijn inmiddels enorm en onoverbrugbaar. Zo onoverbrugbaar dat we niet meer beginnen aan het bouwen van bruggen. Mijn collega, Henk Olwage vertelt dat in zijn wereld het verschil tussen arm en rijk zo groot geworden is dat dat twee werelden zijn waar de mensen elkaar niet meer begrijpen, niet meer verstaan en niet meer kunnen bereiken.

Maar ondertussen zijn we zo op ons zelf teruggeworpen, in ons eigen kleine wereldje dat we niet meer doorhebben dat er machten zijn die over ons regeren. De machten van de duisternis. Jezus noemt er één. Mammon. En wij kunnen wel ménen dat we Mammon kunnen beïnvloeden en besturen, maar het omgekeerde is volgens Jezus het geval: Mammon, en de andere goden der duisternis, zij regeren over óns. De machten der duisternis vormen één groot systeem waarin wij mensen verstrikt raken, waar we ons aan onderwerpen en onderworpen zijn. Een groot systeem waarin we afstevenen op een massale dood. Een goddelijke macht die onze ondergang bewerkstelligt.

Zonde is in de bijbel dan ook nooit dat je stoute dingen doet. Zonde is dat je de dingen die je doet, doet vanuit een onderworpen zijn aan een valse Godheid. Dat je onderhorig bent aan machten van dood en ondergang. Dat het mis gaat met jou en met iedereen.

U zult nu misschien zeggen: Hou nou toch op! Het is Pasen. Feest! Wil het evangelie ons zo somber maken? Nee, het paasverhaal wil ons duidelijk maken dat we zo somber zíjn. Dat we zijn als lemmingen die zich van de rots storten. Massaal.

Maar het paasverhaal wil ons ook úit die duisternis halen en in het licht brengen.

[felle lamp gaat branden]

Het licht van Pasen: “Ik ben de Here, uw God, die u bevrijd heb uit Egypte, het diensthuis, het godsdiensthuis, waar de dood heerste en niet het leven.”

Nou, nu zetten we een beslissende stap en ik hoop dat u mij kunt volgen. Jezus sterft ónze dood. Jezus sterft plaatsbekledend, zo moet je dat zeggen. Waar wij zijn daar neemt ook hij plaats.

Er zijn nog wel mensen die denken dat Jezus plaatsvervángend lijdt en sterft. Bij wijze van straf, bijvoorbeeld. Dus hij lijdt en daardoor hoeven wij niet meer. Maar je hoeft maar even om je heen te kijken om te weten dat dat niet klopt. Het lijden is alomtegenwoordig. Daar kan geen krokus of paaskermis tegenop. En we weten dat diep down ook wel.

Dus laten we bijbelse taal hanteren: Jezus sterft plaatsbekledend. Jezus sterft ónze dood. Máár: hij sterft onschuldig. Zonder zonde. En dáár zit het geheim.

Als er één mens onschuldig sterft dan is de macht van de duisternis gebroken. Dan is het niet totaal. Dan wordt er een bres geslagen in de redelijkheid en de vanzelfsprekendheid en het ordelijke van het systeem. Het onredelijke, een mens die onschuldig sterft, is dan sterker dan het redelijke. Dan de orde. Dát is het waartoe God bereid is, onschuldig te sterven. Zonder zonde. Om zo door zijn lijden en zijn dood hem, die de macht over de dood heeft te onttronen.

En daarom moeten we dat woordje “wederom” in onze geloofsbelijdenis, althans in de Nederlandse vertaling ervan een beetje leren wantrouwen. Daar gaat namelijk de suggestie van uit dat Jezus zich op een weg begeven zou hebben, lijden en sterven, waar hij ten derde dage wederom van is teruggekomen. Dat is niet de bedoeling. Pasen begint niet pas op zondag. Pasen begint op Goede vrijdag. De macht van de dood wordt niet op paaszondag gebroken maar op goede vrijdag.

In de liturgie lijkt het zo te zijn: Jezus sterft en gaat dood en dat is tragisch en somber maar gelukkig: op Paasmorgen blijkt het allemaal ánders te zijn en leeft hij weer. Die suggestie zit een beetje in dat woord: wederom. Maar de belijdenis wil wat anders uitdrukken. Namelijk dat Jezus leeft áls gekruisigde! Dat Jezus leeft, eeuwig leeft, áls degene die onschuldig sterft en zonder zonde is gebleven. Die onze dood sterft, maar dan niet doordat Hij zich, zoals wij allen, onderworpen is geraakt aan de macht van de duisternis. Pasen is, en dat is het bijzondere in deze postmoderne wereld waarin we leven, een gebéurtenis. Een “evenement”.

Bij Paulus is de waarheid dus niet gebaseerd op weten en kennis, maar is een kwestie van: trouw aan een “evenement”. Aan de beslissende gebeurtenis in je leven. Die iets met jou dóet. De gebeurtenis van Pasen kan zich als het ware in jou herhalen. Zoals zich dat in Paulus zelf herhaalde op weg naar Damascus. De Here Jezus, die de macht van de dood heeft gebroken door de dood van zondaren te sterven zonder zelf onder de zonde te zijn, die Jezus, die door niemand geen kerk, geen moskee geen goeroe geen dominee in regie kan worden genomen, maar die vrij blijft van alles en iedereen, -die Jezus kan zich verbinden met jou. Met jou en met mij die onder die macht van de dood gebukt gaan.

Dat heeft Paulus aan den lijve ondervonden. Hoe bij hem het licht van Pasen in zijn leven doorbrak. En hij heeft toen gedacht: als dat bij mij kan, dan kan dat bij iedereen! Dit licht van Pasen beschijnt niet alleen mij, maar beschijnt iedereen, ongeacht ras of kleur of geslacht of geaardheid. Iedereen wordt in gelijke mate verlicht door het licht dat afstraalt van het kruis van Christus. Van Pasen.

Lieve mensen vanmorgen wil ik u vertellen dat het licht van Pasen een nieuwe levenswerkelijkheid schept. Een nieuwe wereld, waarin de verschillen tussen mensen niet wég zijn maar waar die verschillen er niet meer zo toe dóen. Dát is het waarom Paulus roept: In Christus is noch Jood noch Griek, noch slaaf noch vrije, noch mannelijk noch vrouwelijk.

Hoe moet je dat verstaan? De herziene Statenvertaling doet iets bijzonders en voegt wat woordjes toe waardoor in één klap duidelijk wordt wat Paulus bedoelt: Nu Christus gekomen is worden wij niet meer gevangen gehouden. Niet meer gevangen gehouden in onze particuliere identititeit. En voor mij, Paulus, was dat: besneden zijn, kosjer eten, de wet, de wet waaraan we ons moesten houden om iemand te zijn: in mijn geval om een Jood te zijn. In Christus namelijk… En nu citeer ik de Herziene Statenvertaling: In Christus is het niet van belang dat men Jood is of Griek; niet van belang dat men slaaf is of vrije; niet van belang dat men man is of vrouw, want allen bent u één in Christus. Paulus bedoelt dus niet dat er geen verschillen meer zouden zijn of dat die ineens als bij toverslag zouden zijn verdwenen. Hij is nog steeds Jood en nog steeds man. Nee, hij bedoelt dat ze er niet meer werkelijk toe dóen. Dat het mens-zijn niet langer bestáát bij gratie van die verschillen maar dat het mens-zijn gegeven is met het feit dat die verschillen niet meer beslíssend zijn! En dat dát genade is!

Zo worden we door een gebeurtenis, de gebeurtenis van Pasen, in de vrijheid gesteld. Pasen is een geschenk. Het geschenk van de bevrijding.

En ik geloof dat je dat kunt uitbreiden. Dat het in het licht van Christus niet van belang is of je rijk bent of arm, geschoold of ongeschoold, blank of bruin, christen of moslim, sterk of zwak. De menselijke identiteit bestaat er eigenaardig genoeg in, dat de mens geen eigen particuliere identiteit meer heeft, maar dat -in plaats daarvan- dat wat jou tot mooi mens maakt geheel ontleend wordt aan: een evenement! Aan Pasen.

Hoort u hoe radicaal dit is? In het evangelie? Daar is waarheid dus niet een gedachte. Niet een idee. Maar een gebéurtenis. Christen zijn is dus niet: je aan een idee vasthouden, of aan een overtuiging, maar trouw zijn aan een evenement, aan een gebeuren. Leven in het licht dat áfstraalt van Pasen; áfstraalt van het kruis.

Afstraalt van de opstanding die niet in tegenstelling is met het kruis maar de regelrechte voortzetting daarvan is. Gods “neen” tegen de dood en de machten van de dood die de wereld in hun greep houden.

In de bijbel is waarheid dus iets anders dan bij ons: bij ons is waarheid een gedachte die overeenstemt met de werkelijkheid waarin we leven. In de bijbel is waarheid een gebeurtenis, die ons zo verlicht dat we worden bevrijd úit de verstikkende werkelijkheid waarin we leven.

Daar is de waarheid het heldere licht van Pasen dat alle mensen in gelijke mate verlicht, wie ze ook zijn, wat ze ook hebben uitgespookt, en vooral: hoe de machten van deze wereld hen ook in verschillende vakken heeft verdeeld: -het heldere licht van Pasen verlicht hen allemaal op gelijke wijze!

Wij kunnen zeggen: “In het donker zijn alle katten grauw” en dat betekent dan: in het donker zie je geen verschil tussen mensen. Ik wil dat vanmorgen omdraaien. En daarom heb ik vanmorgen een lamp neergezet om u te verlichten. Dat u dat onthouden kunt: dat Pasen als een licht opgaat over alle mensen.

In het donker, het duister van deze wereld zie je juist heel veel verschil tussen mensen. Misschien is dat wel het duister van deze wereld dat er zo oneindig verschil is gegroeid of gemaakt tussen volkeren en groepen en categorieën van mensen… En die is niet meer ongedaan te maken of te overbruggen met een idee of met een overtuiging. Daar is iets anders voor nodig. Iets anders waar we een beroep op kunnen doen. En daarover gaat het met Pasen. In het heldere licht van Pasen zijn er tussen mensen geen verschillen. De plek waartoe je veroordeeld leek te zijn binnen de structuren van deze wereld doet er niet meer toe! Zo schenkt God in het gebeuren van Pasen aan álle mensen: vrijheid.

Ben ik een beetje duidelijk? (enthousiasme…?)

Vrijheid om boven dat waartoe de onderverdelingen in deze wereld jou veroordelen -daar bovenuit iemand te zijn! Een mens in Gods licht!

“Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij!” Roept Paulus vol -verrassende- vreugde uit !! in Gal 2: 20.

Pasen begint op Goede Vrijdag. Waar Jezus ons leven deelt tot op het uiterste. Onze dood deelt. De dood door de zonde. Maar die de ban daarvan breekt door te sterven als onschuldige.

Daarom hebben de jongeren van onze gemeente tijdens de paaswake een kruis getimmerd en dat kruis versierd, om het aan u vóór te stellen als een bloeiend kruis. Niet als een dood stuk hout maar als een nieuw begin van leven.

Kom straks na de dienst allemaal naar voren en neem iets van het licht mee naar huis in de vorm van een bloeiende bloem. Vanmorgen zijn onze jongeren dus onze voorgangers die ons laten zien hoe en waarom Pasen begint op Goede Vrijdag. En dat je met Pasen oprecht kunt zeggen: zeg het met bloemen.

U bent het waard. Zeg ik niet, maar dat zegt Jezus.

U bent de moeite, Zijn moeite, Zijn moeite aan het kruis… U bent het waard. méér dan waard!

Dat is: de waarheid.

 

Amen

 

Ook te beluisteren als mp3