We zitten in de boot
Gisteren las ik groot nieuws op Nu.nl. Beau van Erven Dorens wordt de nieuwe presentator van het programma ‘‘t Is hier fantastisch!’ Hij moet Ursul de Geer doen vergeten…
Tegenwoordig is het overal fantastisch, nietwaar? Maar wist u wel dat dat ook een belangrijk woord in de bijbel is? “Fantastisch…” Het komt uit het Grieks waarin het evangelie is geschreven. Fantasma. En dat woord fantasma speelt een cruciale rol in ons verhaal van vanmorgen. Maar het heeft daar niet die opgewekte en positieve, zonnige, vakantie-achtige betekenis die Ursul de Geer er zo graag aan gaf. Zoals die ook in ons moderne spraakgebruik een rol speelt. Alles is immers fantastisch!? Hoe gaat het? Fantastisch!
We maken mekaar gek, lieve mensen. En daar gaan we het schip mee in. Nog even, en we weten werkelijk niet meer hoe we met lijden en verdriet om moeten gaan. Ik had het gisteren met belijdeniscatechisanten over. En zij herkennen dat. Als alles dikke prima is of binnenkort dikke prima wordt dan is al gauw elke rimpeling een ramp. Dát is de westerse cultuur: kwetsbaar tot in het absurde. Het leven moet één groot succes wezen en anders is het niks. Helemaal waardeloos.
Het is als met een galajurk of black tie. Je staat voor de spiegel en vind jezelf prachtig. En dat moet ook, want iedereen komt op zijn best. En dan ineens… valt je oog op… verrek! Een vetvlek. Hoe kan dat nou? Hoe komt die er nu in? En (spuug) hij wil er ook niet meer uit. En ja, dan is dat hele pak niks meer. Niks. En het feest ook niet. De lol is er helemaal van af.
En zo hebben we allemaal wel wat, en zitten we mooi in de boot. Eén grote vakantie is het ideaal. De wereld waarin we leven liefst als één gigantisch leisure-resort. Waar we ijsjes-likkend en popcorn-kauwend doorheen swingen terwijl een -gemaakt vrolijke- Mickey Mouse of een andere schepping van die steeds bedenkelijker wordende Walt Disney voortdurend om ons heen loopt te dansen en te springen.
Maar… roepen sommigen van ons diep in hun hart niet vaak: “Hoepel op, achterlijke muis met je stomme gegiechel.” ?
Jezus zoekt voor zijn gemeente leerlingen die het léven aan kunnen. En aan durven. Jezus heeft leerlingen nodig die zich niet alleen in een pretpark weten te handhaven. Jezus heeft leerlingen nodig voor zijn gemeente, zonder gemeente is Jezus niet aanwezig op de wereld… leerlingen die ook weten van verdriet en angst en eenzaamheid. En die daar niet voor weg vluchten maar mee om kunnen gaan. Die dus niet onmiddellijk en haastig een toegangskaartje voor een pretpark gaan halen -tot troost van bange mensen- maar die het aandurven rustig naast iemand te blijven staan of te zitten die verdriet heeft, of angstig of onzeker is.
Want zo kunt u, als christenen, wat betekenen voor de wereld om u heen en voor de mensen om u heen.
Ik zal niet zeggen dat dat makkelijk is. Niemand van ons is daar een meester in. Er zijn geen meesters. Christelijk geloof is denk ik: altijd leerling blijven.
De discipelen komen net bij de wonderbare spijziging vandaan en hebben geproefd aan de wereldvrede Jezus heeft ze laten proeven van de gerechtigheid van het einde aan de honger. Zo, zo zal het zijn op aarde, geen brood tekort, maar geef-ons-heden-brood te óver.
Maar nu, dezelfde nacht nog zien ze dat de wereld er vooralsnog anders uitziet dan een paradijs vol vrede. Of een resort vol leasure. En ze zien het niet meer zo zitten met die gerechtigheid op aarde.
En dan… daar in de verte, daar in het donker, wat is dat? Kijk nou! Daar, daar! Een “fantasma”, roepen ze. Het bijbelse woord fantasma betekent: iets ongewoons, niet volgens de normale gang van zaken, abnormaal, creepy, zelfs een beetje griezelig! Fantasma heeft te maken met: fantoom en dat heeft te maken met: iets je niet kunnen voorstellen: een geestverschijning, een spook!
En wie is er niet bang voor een spook? Maar dat spook roept: En ze kunnen hem in dat nachtelijke tumult niet zo duidelijk zien maar wel horen -het roept: “Ik ben het. Vrees niet.” “Ik ben” roept het spook op het water. “Ego eimi… Ik ben die ik ben”, mag je ook gerust vertalen.
Ik weet niet of u dat een beetje herkent, maar ik denk dat mensen als Petrus die woorden onmiddellijk konden thuisbrengen. Er gaan allerlei bellen rinkelen en lichten branden bij die woorden: “Ik ben, die ik ben, vrees niet.” Dat zijn de woorden die God sprak vanuit de brandende braamstruik op het moment dat het volk Israël diep in donkere nood gezeten was in Egypte, het land des doods. Het moment dat het water hen tot aan de lippen stond. “Het is de God van de bevrijding die we horen!”
En dan wordt er opgelucht geroepen aan boord van dat schip. “Hij is het. Het is de Heer!” “Maar… wat doet Hij dan ‘s avonds laat nog op zee?”
En nu is er in dat deinende scheepje daar op die zee niet één leerling, ook Petrus niet die heeft gedacht: “Mozes kriebel, da’s ook een pracht van een stunt, zo midden in de nacht de zwaartekracht de baas te wezen. Die Jezus toch, die kan wat! Dat zie ik Hans Klok nog niet onmiddellijk doen.”
Nee, deze mensen, deze éérste leerlingen van Jezus dreigen ten onder te gaan en dan herkennen ze in de stem van Jezus: de stem van God. En vervolgens gebeurt er iets bijzonders: dan roept Petrus: “Heer, als Gij het zijt beveel mij dan om tot u te komen óver het water. Laat mij óver het water naar u toe komen.” En dan roept Jezus naar Petrus: “Kom!” Niet: “Kom over het water”, maar: “Kom”. We zullen zo meteen zien waarom.
Ja, ik zeg Petrus, maar Petrus heet eigenlijk: Simon. Zijn ouders hebben hem Simon genoemd. Petrus betekent rots. En tegen Simon zegt Jezus straks: jij bent een rots, en op deze rots, deze rots in de branding zal ik mijn gemeente bouwen.
Goed, maar nu komen de vragen. Er zijn twee vragen: Waarom noemt Jezus Simon: “een rots waarop Hij zijn gemeente wil bouwen?” En ten tweede: wat betekent dat voor óns als leden van die gemeente?
Je zou zeggen: Petrus gedraagt zich niet als een rots in de branding, hij zinkt als een baksteen. Hij is bang, hij twijfelt. Jezus verschijnt hier als de opgestane heer, die het doodswater met voeten treedt. Jezus is niet de zwaartekracht de baas, Jezus verricht geen stunt. En het is ook geen kwestie van dat Jezus meer weet dan de anderen. Dat had ook gekund.
U weet immers wel hoe dat ging met die dominee en die priester en die rabbijn? Dat hoef ik niet te vertellen dus. Die samen zaten te vissen in een bootje op het meer, bedoel ik. Dat weet u wel. Waarbij op een gegeven moment die dominee zegt: “Zal ik anders even wat te drinken halen?” Waarop de rabbijn reageert “Da’s best”. Kent u. Hoef ik niet te schetsen. Nee, want dat weet u wel, dat tot verbazing van de priester de dominee overboord stapt en zo in een streep naar de oever wandelt over het water om even later weer terug te komen met wat te drinken. En dat een poosje later de rabbijn opstaat en ook over het water heen loopt om weer terug te keren met wat te drinken. Weer een uurtje later. Ze hebben nog steeds dorst denkt de priester: “Nou, wat een protestant kan, en een jood, dat moet iemand als ik, die aan Petrus verbonden is, toch zeker ook kunnen?” En hij stapt overboord en -ploep!- gaat meteen kopje onder.
Trouwens: iets anders: Ik hoorde gisteren op de radio dat golfen inmiddels een volkssport aan het worden is in Nederland. Op een gegeven moment komt Jezus bij een golfbaan aan en vraagt aan de golfers: “Mag ik ook eens?” “Nou, dat hangt ervan af: Kún je dat?” “Noem mij iets wat ik níet zou kunnen…” zegt Jezus dan. En hij pakt een driver, haalt uit en geeft de bal een zwiep, en: -ploep!- pardoes in de vijver. Jezus bedenkt zich echter geen moment, loopt zo over het water tot het midden van de vijver, raapt het balletje op van de bodem en legt het weer op dat eierdopje. Geeft hem ten tweede male een zwiep. En wéér pardoes in de vijver. Jezus opnieuw het water op; komt er een wat sacherijnige golfer aanlopen en die zegt: “Wie denkt die man wel dat hij is: Jezus van Nazareth zelve soms?” Waarop de anderen zeggen: “Welnee, Het ís Jezus van Nazareth, maar hij denkt dat hij Tiger Woods is.”
Zulke mopjes dus. Waarin de rabbijn tegen de dominee zegt: “Wat vind je, zullen we pastoor maar vertellen, waar de paaltjes staan?” Maar die is weer van het eerste mopje.
Waarom overlaad ik u met flauwe grapjes? Om u te laten horen en voelen hoe er met dit bijbelverhaal wordt omgegaan. Niet alleen door niet-christenen, maar óók door christenen. Beide denken namelijk vaak dat het hier gaat om een stunt. Om het overwinnen van de zwaartekracht. En vervolgens dat dat natuurlijk niet kán. Er is vrijwel niemand die dat wérkelijk gelooft.
En dat komt omdat de bijbel teveel beschouwd wordt als een docu-drama, een real-life soap. Maar niet als een liturgische tekst waarin pasen wordt gevierd, en present gesteld.
Want er is hier veel méér aan de hand. O lieve mensen, vergeet u dat alstublieft nooit bij dit verhaal. Dit is de kern van ons hele project. En dat is geen grapje, en ook helemaal niet grappig, eigenlijk maar wel: fantastisch.
Wat is er aan de hand? Jezus is hier niet de zwaartekracht de baas: Jezus verschijnt hier in een opstandingsgedaante! Jezus is: de dood de baas!!! Dat is veel meer dan een truc of een wonder. Dit is: wereldgeschiedenis! Hier wordt in een heilige tekst verkondigd dat de Heer de dood overwint, de chaos, de wateren. De woeste donkere wateren uit het scheppingsverhaal. De oervloed, de dodelijke vloed uit het Noachverhaal. De doodszee waar Israël doorheen trok. Het water van de doodsrivier de Jordaan. Want in dat kader staat het allemaal. Jezus als overwinnaar van de dood.
En inderdaad zie ik dát Hans Klok nog niet doen ik zie dat ook geen enkele god doen, trouwens, op Eén na dan…
En daarom roept Petrus naar zijn Heer: “Beveel mij om over het water tot u te komen.” Maar dat beveelt de Heer niet. De Heer beveelt slechts: “Kom!” Niet “Kom over het water”, maar: “Kom!”
Onze redeneringen kloppen vaak niet. Of althans, ze kloppen wel maar ze passen niet op Jezus. Je kunt niet in Jezus geloven door uit te gaan van één manier van denken, of van ervaren: de onze.
Kon Jezus de zwaartekracht de baas? Mensen kunnen zich dat vaak niet indenken. En vinden dat dan -let wel- te hóóg gegrepen! Maar ik? -ik wíl me dat niet eens indenken! Ik wil me indenken dat Jezus veel méér kon, en kan, dan dat. Wat hebben we er anders aan?
Ik worstel niet met de zwaartekracht. Ja, ik mag dan wat overgewicht hebben, ja. Maar als ik weet waar de paaltjes staan dan haal ik zo óók wat te drinken en anders laat ik het de rabbijn doen. Nee, serieus: ik worstel met vragen. Misschien dan niet 24 uur per dag, maar toch…
En als je hier woont en niet in de derde wereld, dan kun je even net doen of er niks aan de hand is. Maar bij mij duurt dat nooit zo erg lang. Vragen van schuld en angst en dood. Jezus is daarom mijn Heiland, want Hij is de dood de baas! En de schuld. Mijn schuld en dé schuld. En: Hij zegt namens God: “vreest niet” Het mooiste wat namens God gezegd kan worden…
En zó verschijnt hij hier aan de leerlingen: als de zoon van God die de dood overwint; onder de knie heeft; de dood met voeten treedt. En Hij kan ook de zwaartekracht wel overwinnen. Of niet, maar lieve mensen, dat is dan toch volstrekt onbelangrijk geworden? Van iemand die de zwaartekracht kan overwinnen moet je nog maar afwachten of hij ook de dood onder de knie krijgt! Of op de knieën. Dit is niet zozeer een wonder; dit is een teken.
En nu de kwintessence. Waarom noemt Jezus Petrus een rots? Wat maakt hem tot een fundament van de gemeente? Let op, nu gaan we de beweging van Petrus volgen…
Hoe bereikt de gemeente haar Heer? Op bevél van die Heer!
En dan: niet óver het water maar: dóór het water heen.
Later zal Jezus aan Petrus vragen: Waar was je gelóóf? Waaróm ben je gaan twijfelen? Wat is er aan de hand? Waar zit je mee? Dat wil Jezus blijkbaar graag weten!
Maar hij zal óók zeggen: “Jij Petrus, jij bent de rots waarop ik mijn gemeente wil bouwen.” De twijfel van Petrus is vanuit de hemel gezien dus niet iets afkeurenswaardigs.
De kerk laat weleens wat te weinig ruimte voor twijfel, voor aanvechting, voor onzekerheid. Er zijn kerken die dat afkeuren, die er geen begrip voor kunnen opbrengen. Waar je niet eens welkom bent als je twijfelt… Maar de hemel wil die twijfel begrijpen. God wil met ons mensen mee-leven in onze twijfel. Waarom ben je gaan twijfelen? Wat is er aan de hand, vertel het me…
De opgestane Heer daar in de verte, maar tegelijk de werkelijkheid van het diepe zwarte water onder ons, en de keiharde storm, en voortdurende kille tegenwind om ons heen doen ons… twijfelen. Lieve mensen, wij zouden blijk geven van zeer geringe zelfkennis als we dat zouden ontkennen. En blijkbaar keurt Jezus dat niet af, integendeel!
Ik ben ervan overtuigd dat er dit wordt bedoeld: blijkbaar vindt Jezus dat een kwaliteit van de gemeente!
Jezus heeft geen behoefte aan een gemeente die als een koene ridder zonder vrees of blaam óver het water, haar eigen angst en onzekerheid en ongeloof bij tijd en wijle vroom overschreeuwend, naar de jongste dag toe snelt… Zo, pzzzt de veilige hemel in.
Jezus heeft behoefte aan een gemeente die de onzekerheid en de angst en de doodsdreiging kent, en kennen durft, waarin zo velen van zijn mensenkinderen op deze aarde vandaag de dag zich bevinden. Een gemeente die weet van de duistere diepte van dit water; die dus niet naïef is, maar óók een gemeente die dán durft te blijven geloven in de uitgestoken en reddende hand van de Here God. Een gemeente die in de stem van Jezus de stem van God herkent en die in de uitgestoken en reddende hand van Jezus de hand van God ziet.
Dáár heeft de wereld recht op: dat er een gemeente is die gelooft dat niet alles in het zwarte niets weg zal zinken, maar dat onze ervaring zal zijn dat een hand ons beetpakt en een stem tegen ons roept: “Weest niet bevreesd, ik ben het, sta op, uit het water van de dood.”
Want nu is het vrede, eindelijk vrede, eeuwige vrede.
Kom aan boord!
AMEN.