De PKN in afbraak?

(uit: Reformatorisch Dagblad )

De leiding van de Protestantse Kerk zet de predikant ten onrechte weg als een lastpost en een kostenpost, betogen 
dr. W. M. Dekker en dr. 
H. J. Prosman.

In geen Nederlands kerkgenootschap staat de positie van de predikant zo ter discussie als in de Protestantse Kerk in Nederland. In de nota ”Kerk 2025” van scriba Arjan Plaisier gaat het om de basics van de kerk, en de predikant hoort daar niet bij. De kerk; dat zijn de gelovigen met elkaar. Bij herhaling wordt gezegd dat „ook in de toekomst de academisch opgeleide predikant zal blijven.” Als dat zo nadrukkelijk gezegd moet worden, geeft dat te denken. In deze bijdrage doen wij een voorstel om op een andere manier over de predikant te spreken.

In het rapport zit de predikant tussen servet en tafellaken in. Er is enerzijds een zeer laagkerkelijke tendens. De predikant moet ruimte maken voor de gemeente en nieuwe kerkvormen waarin geen predikant meer nodig is. Anderzijds is er een hoogkerkelijke tendens, die vooral tot uiting komt in de figuur van de bisschop. Deze ”pastor pastorum” moet daadkracht garanderen, terwijl de predikant vooral in verband gebracht wordt met stagnatie, macht en hoge kosten. De oplossing voor al deze problemen is mobiliteit.

Het rapport past in de lijn die de Protestantse Kerk sinds haar ontstaan heeft ingezet. Vanaf 2006 verschijnt er een reeks aan rapporten. De tendens in al deze stukken is een vermindering van de rol van de klassieke predikant. De daarbij vrijkomende ruimte wil men dan op vier manieren invullen: in de eerste plaats door de kerkelijk werker, ten tweede door de pionier, ten derde door de ”pastor pastorum” en ten vierde door de gemeente zelf.

Het opmerkelijke is dat een aantal van deze voorgenomen beleidslijnen al in 2013 is verworpen. Toen concludeerde de synode „dat onze geloofsgemeenschap in meerderheid niet goed kan leven met een structuur die uitgaat van sturing en hiërarchie.” De hbo-predikant is er niet gekomen, voor een pastor pastorum bleek er geen draagvlak en ook het idee van hogere en lagere predikanten strandde in de synode. Blijkbaar heeft de kerkleiding een tunnel­visie, want inmiddels worden deze plannen nogmaals aan de synode voorgelegd.

De bezwaren die de synode in het verleden geuit heeft, zouden ook kunnen wijzen op een veel positievere rol van de predikant en op vertrouwen dat bij de kerkleiding ontbreekt, maar op het grondvlak wel degelijk aanwezig is. We doen een voorstel voor een andere visie op de predikant: In deze visie, gefundeerd op de protestantse traditie en theologie, hoort de predikant wel bij de basics van de kerk. We noemen vier punten.

In de eerste plaats betekent dit dat het gemeente-zijn geconcentreerd wordt in het samenkomen rond de prediking van het Woord en de bediening van de sacramenten. Daar is de predikant toe geroepen. Plaisier mag het een „Chinees schouwspel vinden”, maar het is basaal en zou niet ter discussie moeten staan.

Ten tweede betekent dit het staan voor de vrijheid van het ambt. De predikant is geroepen om de gemeente te dienen, en soms betekent dat een spanningsvolle verhouding. De verkondiging is nu eenmaal geen kwestie van ”u vraagt, wij draaien”. De predikant is daarom geen werknemer. Niet van de kerkenraad, en ook niet van de landelijke kerk. In het nieuwe model krijgt de pastor pastorum echter hoe dan ook een persoonlijke invloed op de predikant. Daarmee creëren we een afhankelijkheid die in strijd is met de vrijheid van het ambt. En alleen vanuit vrijheid kun je dienen.

Ten derde impliceert het een beleid dat ernaar streeft dat elke gemeente een predikant houdt. De predikant is niet een service van de kerk die in bepaalde gemeentes wel en in andere gemeentes niet nodig is. Daarom is het ook onvoldoende om te zeggen: „er zullen altijd wel predikanten overblijven, alleen niet in elke gemeente.” Het is niet zozeer de kerk als geheel, als wel elke concrete kerkelijke gemeente die deze vorm van geestelijke leiding nodig heeft. Het beleid zal er daarom primair op gericht moeten zijn om predikantsplaatsen te behouden.

Ten slotte betekent dit het hooghouden van de academisch opgeleide predikant. Deze zal in de plannen van de kerkleiding vaker plaats moeten maken voor een kerkelijk werker, of zich als een specialist in een team moeten voegen. Daartegenover pleiten wij voor predikanten die een brede theologische basis hebben, die wonen in de gemeente die zij dienen en zo een belangrijke rol vervullen in het opbouwen van de gemeente. De predikant die als een oproepkracht tussen gemeente en bisschop in komt te hangen, is als een vis op het droge.

Voor deze hoofdpunten uit haar eigen traditie en theologie heeft de Protestantse Kerk geen oog. In een uitermate kritische analyse over het beleid van de Protestantse Kerk (in het tijdschrift Kerk en Theologie) beschrijft praktisch theoloog Rein Brouwer hoe de kerkleiding de predikanten eenzijdig benadert als werknemer. In de huidige crisis komt bovendien een buitenproportioneel deel van de problemen in de kerk op het bord van de predikant te liggen. Dit ondermijnt volgens Brouwer in ernstige mate het vertrouwen dat predikanten nodig hebben om hun ambtswerk te verrichten, en dat is ook schadelijk voor de gemeentes die zij dienen.

De leiding van de Protestantse Kerk staat op het punt om haar visie op de gemeente en het ambt van predikant grondig te wijzigen op een manier die ongekend is in het Nederlandse protestantisme. De predikant wordt nogal eenzijdig ter sprake gebracht als een lastpost en een kostenpost. Hiermee worden predikanten en gemeenten tekortgedaan.

De auteurs zijn respectievelijk hervormd predikant te Waddinxveen en te Nieuwkoop.