Kúnnen we wel iets anders doen dan uit de hoogte?
Vanmorgen vieren we avondmaal. Zin in? Ja, denk ik, anders was u hier niet…
Ik wil vanmorgen het avondmaal verbinden met woorden van Jezus. Omdat ik denk dat dat ritueel dan diepgang krijgt en betekenis. Maar het komt dan op de woorden aan natuurlijk, dat snapt u wel.
Nog niet zo heel lang geleden ging ik ergens voor in een kerkdienst en daarin werd ook avondmaal gevierd. En bij de inleidende woorden bij dat avondmaal sprak ik de geijkte teksten uit; de officiële bewoordingen bedoel ik, de woorden waarvan mensen vaak denken dat als die nou maar geklonken hebben dat dan het hele ritueel pas begint te werken. Snapt u wat ik bedoel?
Dus ik zei: “De beker der dankzegging waarover wij dankzegging uitspreken is gemeenschap met het bloed van Christus, neemt die en drinkt allen daaruit.” Waarop een jongetje, dat vrij ver vooraan zat, tegen zijn moeder fluisterde maar ik kon het toch nog duidelijk horen… “Mam, ik lúst geen bloed!”
Nu zit er ook helemaal geen bloed in die beker, maar Fruitdruifje, dat tegenwoordig dan wel Appelsientje heet maar nog steeds druivensap is. Raak…
Nog lastiger misschien is het met dat brood. Wat is dat? Jezus zegt wanneer hij de maaltijd met zijn leerlingen viert: “Dit is mijn lichaam.” Maar wat is dan dat lichaam? In het Grieks staat er het woord ‘soma’. Dat woord kennen wij wel uit begrippen als: somatiek, somatische klachten.
Maar wordt daar dit mee bedoeld: mijn body, mijn bast?
Of is dat woord allereerst een aanduiding voor iets anders? Een metafoor. Want dan slaan die woorden: “dit is mijn lichaam” ook op iets anders dan op het lijf van Jezus. Waar dácht Jezus eigenlijk aan toen hij die woorden uitsprak?
En… dacht hij zo omdat hij zou worden gekruisigd of is hij gekruisigd omdat hij zo dacht? Wat veel aannemelijker is, uiteraard, dat laatste. Want uit het evangelie krijg je niet de indruk dat Jezus erop uit was om te lijden. Maar omgekeerd: dat hij moest lijden omdat hij ergens op uit was.
Waar dacht Jezus aan toen hij de woorden uitsprak: “dit is mijn lichaam”. Ze zijn hem op het lijf geschreven maar hebben ze misschien een andere scopus dan zijn body? Zijn bast in al of niet gehavende vorm?
Het lastige met de bijbel is dat het een oud boek is, ouder dan het christendom. Toen de bijbelboeken er eenmaal waren was het christendom er nog niet. De bijbel, ook het nieuwe testament, is dus niet gericht op het ontstaan van zoiets als het christendom. Dus over het christendom zoals het in zich nu onze samenleving voordoet, kun je in de bijbel niet echt veel zinnigs vinden.
Maar niet alleen is het een oud boek, het is ook nog eens een boek uit een volstrekt andere cultuur dan de onze. Een semitische cultuur namelijk, die beheerst werd door de hellenistische cultuur. Kan je dat ook eenvoudiger zeggen? Jawel…
Jezus behoorde in zijn dagen tot die joden die niet met de Romeinen wilden collaboreren, zoals de Sadduceeën deden en dus van de oorlog erg veel last hadden.
Maar hij behoorde aan de andere kant ook niet tot de Zeloten zoals Paulus in zijn jonge jaren, die een gewelddadige opstand tegen de Romeinen op touw aan het zetten waren, hoewel hij de Zeloten wel kon begrijpen.
Volgens de oudste geloofsbelijdenis heeft Jezus geleden onder de macht van de Romeinse keizer. In concreto onder: Pontius Pilatus. Pilatus die de macht van de keizer belichaamde in Palestina. En die nogal hardvochtig te werk ging door dwarsliggende en opstandige joden om die reden massaal aan kruisen op te hangen. Een zo wrede straf dat de Romeinen hem een aantal jaren later als té wreed en té barbaars hebben afgeschaft.
Maar heel snel, binnen enkele eeuwen al, gebeurt er iets heel wonderlijks. Nou ja wonderlijks? Het is alsof de duivel ermee gespeeld heeft: eigenlijk is het rampzalig. Iets waar het nieuwe testament niet op rekent. Waar Jezus de zenuwen van zou hebben gekregen als hij het geweten had, dat dat zou gebeuren.
De Romeinse keizer wordt namelijk een christen en begint in Jezus’ naam joden te vervolgen. Dat dééd hij al, joden vervolgen, want ook Jezus zelf had onder Pontius Pilatus geleden, zoals we hebben gehoord, maar nu werd de jodenvervolging uitgeoefend uit naam van… die zelfde Jezus!
Het geweld van de overheid, waar Jezus zo tégen was werd nu in de naam van Jezus over arme en zwakke mensen uitgeoefend. Dus het gewelddadige conflict tussen de Romeinse keizer enerzijds en de joodse slaven anderzijds is blijven bestáán. Afschuwelijk. Dus ook die “scheidsmuur” waar Paulus het over heeft. Dat is allemaal in tact gelaten. Alleen is Jezus daarbij van de ene kant, over die scheidsmuur heen, naar de andere kant gesleept. Van beneden waar de slachtoffers zijn naar boven, waar de macht zetelt.
De gesel die Jezus sloeg kwam enkele eeuwen later, uit naam van Jezus(!), neer op de ruggen van slaven.
Bredero zou zeggen: Het kan verkeren.
Luister mensen, dit: dit toe-eigenen van Jezus door de Romeinse overheid, is wel dat wat professor Heering genoemd heeft -in een boek waarin hij deze raadselachtige omwenteling beschrijft- genoemd heeft: De Zondeval van het Christendom; dé zondeval, van hét christendom. Op afstand het meest ongemakkelijke studieboek uit de vorige eeuw.
En daar hebben wij nog mee te maken. Twintig eeuwen later. Soms lijkt het erop alsof er in het rijke westen maar één soort van christelijk geloof bestaat en dat is een nogal consumptief, betrekkelijk militaristisch therapeutisch en in de kern nationalistisch christendom. Dat doopt en vrijwel alles zegent wat ook maar het rijke westen op deze planeet wenst uit te halen.
Maar Paulus heeft het in zijn brieven -en die beslaan het grootste deel van het nieuwe testament- steeds over: het lichaam van Christus. En we hebben uit het begin van de geschiedenis niet veel andere uitleggers dan Paulus en de andere apostelen. En als zij het over dat lichaam van Christus hebben dan bedoelen zij: een gemeenschap. Een gemeenschap van mensen waarin de liefde wordt beoefend. En binnen die gemeenschap, zo zegt het nieuwe testament, is de vijandschap tussen die twee, en dat zijn de Grieken en Romeinen aan de ene kant en de joodse slaven aan de andere kant ópgeheven, en, het wordt sterk geformuleerd: die twee zijn één gemaakt.
Die Romeinen worden door de jood Paulus aangesproken met: gij, gij die voorheen veraf zijn geweest. En over zijn medejoden heeft hij het dan over: wij, wij die de wet gebruikten, of beter gezegd: misbruikten, om daarmee mensen die voor ons “vreemd” waren te veroordelen. Maar die wetsregels zijn allemaal menselijke inzettingen, volgens Paulus. En die zijn doordat Jezus zich verzoenend heeft opgesteld en die verzoenende opstelling heeft moeten bekopen met de dood, de dood aan het kruis, -die menselijke inzettingen zijn door die liefde van Jezus weggedaan. Buiten spel gezet.
Paulus voegt daar verderop nog aan toe: Heren en slaven, mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen. Die twee, die maatschappelijk elkaars vijanden waren, zijn binnen de gemeenschap die “lichaam van Christus” wordt genoemd tot één verzoend.
En samen brood breken en eten is dus als het ware de lichamelijke oefening van het opheffen van die vijandschap. Breken en delen zet mensen die maatschappelijk tegen over elkaar staan ineens naast elkaar.
Dus zó wil Jezus aanwezig zijn op aarde in zo’n gemeenschap van mensen die bereid zijn de maatschappelijk tegenstellingen te overbruggen omdat ze geloven dat Jezus die overwonnen heeft. Afdoende.
Voor we nu zo’n gemeenschap vormen, samen, door samen brood te delen en wijn te drinken, samen met de verzoenende Messias van Israël, die een broertje dood had aan het veroordelen van elkaar en zéker aan het veroordelen van elkaar op godsdienstige gronden, -vóór we zo’n gemeenschap vormen hier vanmorgen in de Arke, waarvan ik graag zou zien dat we daar allemaal aan mee zouden doen, want niemand van ons is beter dan de ander, -voor we zo’n gemeenschap vormen stel ik voor naar woorden van Jezus te luisteren en dat dan zo eerlijk mogelijk te doen. Dus onze plaats daarin te durven erkennen.
Het zou kunnen zijn dat de woorden van Jezus het ons ongemakkelijk maken maar ik denk dat we dat ongemakkelijke meer nodig hebben dan we denken. Nodig als brood.
Gaat u met mij mee?
Dan moet u zich voorstellen dat we op enige afstand staan. En dat we Jezus op een berg zien klimmen en vandaar een rede horen houden tegen allerlei mensen die zich aan zijn voeten hebben verzameld. De wanorde en het ongeorganiseerde van de volkse massa vóór hem is wel wat aanstootgevend. De meesten zijn hongerig en arm. Het wordt steeds voller met zieken en uitgerangeerden, weduwen, wezen, degenen zonder stem en zonder hoop.
We zien Jezus met compassie naar hen kijken en horen hem aan hen zegen toebidden in hun povere bestaan. Hij staat tegenover hen, maar dichtbij, en we horen Jezus de armen van geest zalig spreken, en de rouwenden. Zalig de zachtmoedigen, zegt hij en zalig degenen die vergevingsgezind zijn ondanks hun bittere bestaan, diegenen die een zuivere geest hebben en wie eerder op vredevolle oplossingen uit zijn dan het te zoeken in geweld.
Maar Jezus daagt hen ook uit. Door te zeggen: heb je vijanden lief, doe goed aan wie jou kwaad willen doen, zegent wie je vervolgen, bidt voor hen die jou mishandelen.
Hij zegt: indien iemand u op de rechterwang slaat keer hem ook de linker toe. Als iemand uw jas afneemt geef hem ook je onderkleed. Indien iemand je één mijl prest zijn last te dragen, draag die last dan twéé mijl. Geef alles aan wie het van je opeist en indien iemand iets van je afneemt verlang het dan niet terug.
Toen eindigde hij met de woorden die de hele wereld wel kent: Behandel de ander zoals jij zelf behandeld zou willen worden. Wijs niemand af. Zet niemand opzij. Oordeel niet, dan zul je niet geoordeeld worden. Vergeef en je zal vergeving ontvangen.
En dan draait Jezus zich ónze kant op…!
Daar waar wij staan, terzijde. Wij die de macht hebben, autoriteit, die iets te zeggen hebben in deze wereld. Die een stem hebben. En die stem laten gelden.
En Jezus komt van de berg af en loopt op ons toe: Hij spreekt ons aan, recht in ons gezicht. Open en eerlijk. “Jullie moeten je niet vergissen”, zegt hij. “Deze woorden zijn niet voor jullie bedoeld”.
En dan kijkt hij ons liefdevol, maar ernstig aan en zegt: “Voor jullie heb ik een oneindig veel moeilijker boodschap. Er komt een tijd, dat degenen die jullie nu behandelen als vijanden, als slaven, -een tijd waarin zij van hun kant bereid zijn niets dan liefde te geven.
Dat zij, die pijn lijden aan jullie onverschilligheid, aan jullie een zegening zullen aanbieden. Wanneer jullie deze mensen een slag toebrengen
op de rechterwang, wees er dan op voorbereid dat ze jullie de andere wang zullen toekeren. Wanneer jullie hun jas afnemen, zullen ze jullie ook hun hemd aanbieden. En wanneer jullie hen dwingen jullie lasten één mijl te sjouwen, zullen ze jullie bezittingen twee mijlen verslepen. Ze zullen vijwillig afstaan wat je van hen eist en ze zullen niet proberen terug te otvangen wat jullie hen hebben afgenomen. Zij zullen jullie behandelen zoals ze hévig en hartstochtelijk verlangen zelf te worden behandeld.
Jullie zullen hen afwijzen, en niets met hen te maken willen hebben maar zij wijzen jullie niet af. Jullie zullen hen veroordelen maar zij veroordelen jullie niet”.
En voordat Jezus zich omdraait zegt hij nog: “Deze mensen zijn mijn boodschap aan jullie. Zij. Mijn boodschap. Neem díe boodschap ter harte
en je zult beginnen te léven! Maar als je het van tafel veegt… zal dat jullie ondergang worden.”
Lieve mensen, ik versta het zo. Het kan zijn dat ik er helemaal naast zit. Maar ik begrijp Jezus beter zo. Jezus bedoelde wat hij zei toch niet om bij uitstek door mensen die sterk zijn, en macht hebben, te worden toegepast als middle-class morele platitudes?
Jezus sprak woorden tot de machtelozen tot hen van wie het land gewelddadig bezet was, wie moesten lijden onder verdrukking en uitbuiting, wie arm waren en achterop gezet.
Sprak zijn woorden tot wie leefde onder voortdurende dreiging. En laten we wel zijn, wij leven in deze wereld toch niet in die situatie? Het rijke Westen is toch als het ware de fauteuil van deze wereld? Niet dat we daar schuld aan hebben of daar veel aan kunnen doen. Daar zijn we te laat voor geboren. Maar wij zitten er net zo aan vast als de armen aan hun honger vastzitten. Zij kunnen er niet van af zien en wij zouden dat daarom niet moeten willen en het ons aantrekken. Toch?
Als wij nu degenen zijn die de armoede veroorzaken. Niet omdat wij zulke vreselijke mensen zijn en ook niet met haat in ons hart, maar door… tja, misschien wel de kleren die we kopen, de auto’s waarin we rijden, de hoeveelheden energie die we verbruiken, het vele voedsel dat we erdoor draaien, de investeringen die we doen of laten… Als wij…
De westerse setting waarin we de woorden van Jezus verstaan is zó geneigd die woorden onmiddellijk toe te eigenen. Alsof Jezus ons goedbedoelde adviezen wil geven over hoe om te gaan met winkelpersoneel vab IKEA of zo. Of met toevallige voorbijgangers.
Laten we proberen te voorkomen dat de woorden van Jezus devalueren tot vriendelijke aanbevelingen met maar weinig diepgang.
Ik ben een man.
Ik ben blank.
Ik ben een blanke man.
Een blanke Hollandse man.
En ik vraag me weleens af: als ik daarbij was, bij die berg waar Jezus sprak. Zou hij dan tegen mij zeggen: “Jurgen, als iemand jouw mantel afneemt geef dan ook je hemd.” Of zou hij, met een vriendelijke stem en met een liefdevolle blik in zijn ogen tegen mij zeggen: “Jurgen: je moet stoppen met het bestelen van de armen”?
Het maakt het ongemakkelijk voor mij. Maar ik maak liever deel uit van een gemeenschap die dat ongemakkelijke aanvaardt dan dat ik het van me afschuif en net doe alsof er niets aan de hand is.
Jezus zegt het niet hatelijk, maar vol liefde en mededogen. En ik denk dat het ons wil uitdagen iets te doen. Geen morele oordelen uit te spreken, want daar is de kerk goed in. Te goed, vaak. Maar dingen te doen die in de lijn liggen van wat Jezus zegt.
Om zo tot een verzoenende gemeenschap te komen waar niet wordt gezocht naar oplossingen door middel van het gebruik van geweld maar naar oplossingen door liefde te bewijzen. Niet zoetsappig en halfzacht, maar wel effectief.
En we kunnen misschien geen grote dingen doen en de wereld niet in één keer veranderen. Maar dat wil niet zeggen dat we niets kunnen. Niet hoog van de toren blazen en uit de hoogte doen vanwege de grote dingen die we klaar weten te spelen maar we kunnen de kleine dingen waartoe we in staat zijn wel doen met grote liefde!
Want een gemeenschap van mensen ook in het rijke westen waar de dingen zó worden gedaan, daarvan zegt Jezus: dat is mijn lichaam. Zo wil ik er zijn, wereldwijd. Zo word ik vlees en bloed doordat er wordt gedáán waar ik op uit ben. Waar ik op hoop. Waar ik rotsvast in geloof. Al kost het mij de kop. Laat dat dan niet voor niets zijn.
Dit is mijn lichaam.
Laat ik zó in deze wereld aanwezig blijven. In de derde allereerst. Maar ook in de eerste. Want die is niet de eerste de beste.
Ook die mag er zijn.
Amen