Ontwaakt en sta op!

De wereld zit op slot. Lockdown. En wij, wij slaan dicht? Zien wij geen hand voor ogen en hebben we het koud van binnen? We hebben Kerst achter ons en Pasen voor ons. Hoe was Kerst eigenlijk? De hele wereld om ons heen stak er alle energie in om dat een romantisch feestje te laten zijn. Kerst, zó mooi! Lekker ook, al dat eten. En die straatprijzen en die vrolijke muziek. Fijn ook, potverdikkeme wat fijn: al die perfecte gezinnetjes op de tv met hun leuke kindertjes en die schat van een hond. Kerst als een feest dat zó boven de werkelijkheid van kou en eenzaamheid zich bevindt dat wij ons eraan zouden kunnen optrekken en even zouden worden uitgetild boven het bestaande. Boven de wereld van alledag uit.

Maar daarna… zakten we al snel weer terug in de kou en de mist. Opgesloten. We waren even bij dat goddelijke kind, doch nu alweer in die bekende menselijke misère.

Maar wat nu… als dat kind in die misère geboren is? Wanneer een stal en een kribbe geen kwestie is van romantiek en straatprijs, geen staatslot, maar het wrede lot van de harde werkelijkheid waarin dit kind ter wereld kwam? En wat nu als dit kind geen vrolijk fluitend en welvarend leven gaat leiden maar te maken heeft met een bezettingsoorlog? En huilt om het lot van zijn stad?

En wat nu, als de kruisdood geen ongelukkig incident is, een smet op het blanke blazoen van een koene ridder zonder vrees of blaam, maar helemaal past bij de misère waarin dit kind geboren is? …en sterft. Dat hij zal sterven zoals hij begon te leven. Terechtgesteld als een slaaf.

En wat nu, als Pasen niet betekent dat daarna alles weer “koek en ei” zou zijn, zoals daarvoor. Dat de heerlijke situatie die op Goede Vrijdag wreed wordt verstoord, weer is hersteld en gerepareerd. Wat nu als, integendeel, dit kind, dit vluchtelingenkind, want dat is het, geboren in de modder en de kou, tussen de beesten en het uitschot, het enige blijkt te zijn dat uit god geboren is. Eniggeboren! Dus niet de natuur en de zonsopgangen en wat niet al, dat is allemaal mooi en prachtig, maar… geschapen, meer niet. Nee, uitgerekend van dit vluchtelingenkind wordt gezegd dat dat het enige is dat uit God afkomstig is! En wat nu, als Pasen betekent dat dit kind, geboren in de misère en gestorven als een slaaf, niet dood is maar lééft?

Bij mensen leeft als: een niet-dode. Niet opgestaan, als een krachtpatser met wonderkracht, maar opgewekt, opgewekt als een niet-dode slaaf in dat heel gewone leven van mensen. Dat gewone leven dat soms mooi is maar ook vaak schuurt als scherp stro en kraakt als een aftandse kribbe. Dit hele gewonerige leven van mensen dat schrijnt en pijn doet.

Dan zijn zij dus voorgoed niet meer godvergeten alleen! Zo gaat dat hele gewone leven van mensen niet voorgoed dicht maar voor altijd open. Zó kunnen mensenkinderen ontwaken. En opstaan, uit de doden, dat is: de wereld van de doden. Want Paulus roept dat “Ontwaakt en sta op” tegen die Efeziërs niet met de bedoeling, ga eerst dood en sta dan daarná op, nee, hij bedoelt dat hier en nu! We gaan niet ooit nog eens opstaan uit de dood, later. We kunnen nu en hier opstaan uit de doodse situatie waarin we “lockdowned” zijn. Gesloten. Het niet meer zien zitten. Waar we met Kerst even boven de werkelijkheid uitgetild dachten te zijn met valse kerstromantiek. Sta op! Leef! Niet door de werkelijkheid te ontvluchten maar door daarin dit kind te leren zien.

Dat is pas Pasen.

Dat zou wat zijn! Daarom wordt er over de hele wereld gezongen: “Zegen ons algoede, en neem ons in uw hoede”. Leer ons te leven en wen ons het voortdurende doodgaan af.

We zijn er graag bij. We zijn er graag gloeiend bij!