Ps 74: 1 en 2
Waarom, o God, verstoot Gij voor altoos,
brandt uw toorn tegen de schapen die Gij weidt?
Gedenk uw gemeente, die Gij van ouds hebt verworven,
die Gij verlost hebt als de stam van uw erfdeel…
Koll 1: 13 – 18
Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis
en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde,
in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden.
Hij is het beeld van de onzichtbare God,
de eerstgeborene der ganse schepping,
want in Hem zijn alle dingen geschapen,
die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare,
hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten;
alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen;
en Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem;
en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente.
Hij is het begin,
de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is.
Ik ben al jaren fan van de engelse band Faithless.
Faithless betekent “ontrouw”, niet trouw zijn dus. Bedoeld is: niet trouw zijn aan dat waarvan de wereld jou oplegt dat je er trouw aan moet zijn.
Wanneer je de teksten van Faithless beluistert merk je dat het vooral gaat om een neen tegen het geweld in de samenleving, het graaien dat de rijken doen, ten koste van de armen, kinderen vooral. Het gooien met bommen, wat veel wreed leed veroorzaakt, maar ook elkaar afschrijven en verdacht maken is in de teksten van Faithless een vorm van geweld, er ontploffen welbeschouwd geen bommen. Eigenlijk ontploffen er mensen. Oorlog is bij Faithless dan ook geen vorm van conflict, oorlog is het einde van het conflict: oorlog is namelijk dat je niet in staat of bereid bent om het conflict aan te gaan.
Faithless heeft meer dan eens opgetreden op Pinkpop. Als hoofdact. Duizenden en duizenden jonge mensen die voluit zingen: “This is my church”. Dit is mijn kerk.
Als ik u vraag: waar denkt u aan bij het woord “kerk”? Wat zou u dan antwoorden?
Een gebouw? Mensen? Een instituut?
Wat is eigenlijk “kerk”, en waar moeten we het dan over hebben? Je zou zeggen: dan kijken we gewoon wat de Bijbel erover zegt, maar dat zal niet gaan. Want het woord “kerk” komt in de Bijbel helemaal niet voor! Ook niet een paar keer? Nee, zelfs niet één keer.
De moderne vertalingen brengen u de laatste paar jaar echter op een vervelend dwaalspoor. De Statenvertaling gebruikt niet één keer het woord “kerk”. En de vertaling van het NBG ook niet. Dus tussen 1618 en 2004 komt in geen Nederlandse vertaling het woord “kerk” voor. De NBV (Nieuwe Bijbel Vertaling) is ermee begonnen, in 2004, schoorvoetend, om daar waar eerst: “gemeente” stond, hier en daar het woord gemeente te vervangen door het woord “kerk”. Ongeveer op 15 plaatsen.
En bij de BGT (Bijbel in Gewone Taal) is het hek helemaal van de dam en vind je bijna tweehonderd keer het woord “kerk” in de vertaling. Het verwarrende is dan echter dit: men doet het heel selectief. Overal waar in het Nieuwe Testament het woord gemeente staat is men dat gaan vervangen door het woord “Kerk”.
Dus waar Paulus schrijft: “Hij is het hoofd van het lichaam: de gemeente” schrijft de Bijbel in Gewone Taal: “Christus is het hoofd van de kerk”. Met Christus is de kerk begonnen, schrijft deze moderne vertaling er dan brutaal bij. Ja, want dat vind ik wel honds brutaal.
Want de BGT doet daarbij nog iets heel anders. Overal waar in het Oude Testament het woord “gemeente” staat vervangt men dat door “volk”, of “de mensen”. Psalm 74 bidt: “Gedenk uw gemeente” en Paulus schrijft: “Hij is het hoofd van de gemeente.” Maar als je BGT leest hoor je: “Gedenk uw volk”, in de Psalm, en: “Hij is het hoofd van de Kerk” in de brief van Paulus. Dan krijg je het volk Israël aan de ene kant en de Kerk aan de andere kant. En Christus is dan niet van Israël, maar van de Kerk!
Israël lijkt oud, en afgedaan, en met de Kerk is er iets nieuws begonnen.
Dat kan natuurlijk niet. Ja het kan, want het wordt vertoond, maar Paulus denkt bij het woord “gemeente” in de verste verte niet aan datgene waar wij inmiddels aan zijn gaan denken bij het woord “kerk”. Als Paulus het woord “gemeente” gebruikt, gebruikt hij een woord dat in de bijbel staat. Zijn bijbel. Bijvoorbeeld in Exodus: de gemeente van Israël, die het Paaslam slacht en eet en dan op weg gaat. Of wat de Psalmdichter bidt in Psalm 74: “Gedenk uw gemeente, die Gij van ouds hebt verworven, die Gij verlost hebt als de stam van uw erfdeel…”
Het woord “kerk” komt uit het alledaagse grieks, “Kuriake”, en betekent letterlijk: dat wat van de Kurios is. Van de machthebber. Van de heer. Maar in het grieks is dat: de keizer, de Caesar. Grieken dachten bij het woord “heer” helemaal niet aan die Joodse God die Israël heeft bevrijd uit Egypte. Dus ook als je het woord “Heer” gebruikt in de vertaling moet je onmiddellijk vragen “Welke heer bedoel je?” De keizer die zichzelf “Heer” noemt of bedoel je er iets heel anders mee?
In de taal van de bijbel heb je het woord “qahal”, in het hebreeuws, en dat betekent: de samengeroepen vergadering. Dat woord komt in het hele Oude Testament ongelooflijk veel voor. Bestaat eigenlijk nog. Joden kunnen dat nog zeggen: we gaan naar de “Kille”.
Al vroeg, ver voor Christus, is het Oude Testament vertaald in het grieks, en toen hebben de vertalers dat woord “qahal” gewoon letterlijk vertaald met het griekse “ecclesia”. Dat betekent namelijk precies hetzelfde: de samengeroepen volksvergadering.
Dat woord “ecclesia” is vervolgens dus eeuwenlang, in de Statenvertaling tot in de vertaling van het NBG, vertaald met: gemeente.
Nu doe je iets heel eigenaardigs, om niet te zeggen iets verschrikkelijks, zodra je onderscheid gaat maken, zoals de moderne vertalingen doen: door in het Oude Testament het woord ecclesia te vertalen met: “volk” en in het Nieuwe Testament datzelfde woord ecclesia plotseling te vertalen met: “kerk”.
Alsof er met Christus iets nieuws zou zijn begonnen: iets dat niets met die qahal te maken zou hebben. Je maakt dan een breuk tussen de joodse “ecclesia”, “qahal” enerzijds en de christelijke “kerk” anderzijds.
Die breuk is er overigens op een bepaalde manier wel gekomen, maar veel later. Toen keizer Constantijn, die zich dus “Kurios” liet noemen, een zelfbenoemd “christen” werd en zich vervolgens geheel losmaakte van het in zijn ogen “perfide Jodendom”.
Maar die afschuwelijke breuk van eeuwen later mag je natuurlijk nooit “terugvertalen” in de tekst van de Bijbel, want de Bijbel weet van niets.
Ook Jezus niet. Jezus heeft nooit een christelijke kerk los van Israël willen stichten.
In een oud dorpskerkje ergens in de buurt van Dordrecht dacht de dominee: Ik zal het maar eens duidelijk stellen: Gemeente, we moeten onze kerk zuiver houden. Van vreemde smetten vrij. Dus hier in deze christelijke kerk is alleen plaats voor mensen die onze geloofsbelijdenis onderschrijven en zich als een christen gedragen. Dus geen remonstranten, geen papen met hun vervloekte mis. Dus zeker geen moslims en mensen van een ander geloof. En ook Joden zijn pas welkom als ze hun Jood-zijn afleggen, hun sabbath, hun besneden zijn, kosher eten, het zich aan de Thora houden, en in plaats daarvan de Dordtse leerregels onderschrijven
en een christelijke levensstijl aannemen zoals wij.
Even was het muisstil in de kerk.
En de dominee dacht dat zijn vlammend betoog had gewerkt. Tot er een luid gekraak hoorbaar werd uit de halfduistere hoogte naast de preekstoel. De gelovigen keken verschrikt omhoog
en zagen dat Christus zich van het kruis loswrikte, de crucifix die daar al van voor de reformatie aan de muur hing, naar beneden klom en door het middenpad de kerk uit beende.
Met een klap de deur achter zich dicht deed alsof die nooit meer open hoefde.
Waar het om gaat is dit: onze oorsprong is niet de breuk tussen christendom en Jodendom uit de vierde eeuw na Christus. Onze oorsprong is ingebed in het volk Israël dat door de God van Israël is bevrijd uit de slavernij. Dáár wordt het woord gemeente gebruikt, qahal. Vertaald met: ecclesia.
In die gemeente wordt het paaslam geslacht. Het bloed daarvan aan de deurposten gesmeerd
als daad van openlijk verzet tegen de Farao, de “Kurios” van Egypte. Dat lammetje was geen offer, zoals bokken en stieren dat waren. Het moest namelijk worden opgegeten en dus niet geofferd. Bedoeld als voedsel, krachtvoer, om op weg te gaan. Wég uit de slavernij.
Opstaan en gaan. Dat is de meest oorspronkelijke beweging die teweeg is gebracht door de God van Israël.
Opstaan uit de dood. Opstaan en gaan, om te leren leven. Dát is de oorsprong. Dat is echter niet allemaal helemaal goed gegaan. Het volk Israël zei op een gegeven moment: “Wij willen ook een koning, net als de volken”. Waarop de profeten in Israël zeiden: “Dat moet je niet doen want dan krijg je ook de ellende van de volken. Koningen verzamelen macht. Koningen, keizers en admiralen gaan zich namelijk verrijken ten koste van de armsten.”
Ze deden het toch…
En ze zeiden: wij willen ook een tempel. Net als de volken. En de profeten zeiden opnieuw: zou je dat wel doen? Onze God is niet een god van offers en van tempels, onze God woont in een tent. En een tent is bedoeld om te trekken. Om te gaan.
Belangrijker nog dan dat je ergens komt, is het dat je gaat. Om te voorkomen dat je je nestelt en vast gaat zitten aan het wereldse bestaan.
Ze deden het toch en er kwam een tempel. Die werd verwoest en toen kwam er nog één.
Maar er is een stroming in Israël, die: profetie heet, die trouw blijft. Zoals de profeet Jesaja. Jesaja zegt, in eigentijdse woorden: “Blijf niet staren op wat vroeger was, sta niet stil in het verleden. Ik, zegt Hij, Ga iets nieuws beginnen, het is al begonnen, merk je het niet?” (Huub Oosterhuis)
Dat nieuwe begin is dus niet iets ná Israël, maar het begint ín Israël, het begint niet ná maar in het hart van de proefetie. Dáár begint het! Dát is: gemeente. Ecclesia.
Er is in de bijbel een joodse man en die heeft zoveel bezwaar tégen de tempel dat hij daar de boel omver kegelt en zegt dat een tempel niets anders is dan een rovershol. “Breek af dat kreng!” Jullie hebben zelfs dat lammetje van Pesach vervalst tot een offerlam waar de armen hun laatste geld aan moeten spenderen. Afbreken de hele bliksemse bende! Het ware offer is recht doen aan weduwen en wezen en de armen te eten geven.
Dat heeft die Joodse man met de dood moeten bekopen.
En van Zijn bloed wordt gezegd: dat is vergelijkbaar met het bloed van dat lammetje aan het hout van de deurpost. Geen offerlam, want dat is de godsdienstige vervalsing van de priesters in de tempel; maar bloed als een daad van verzet. Geen verzoenend bloed dus maar onthullend bloed.
De wereld is niet mooi, de wereld eist teveel slachtoffers, dat is wat er wordt onthuld.
Die Joodse man die van de Tempel riep dat die moest worden afgebroken was dus eigenlijk ook: Faithless. Ontrouw. Zijn trouw aan de God van Israël, en aan de profetie van Israël maakte hem ontrouw aan de machten en heersers en de normale gang van zaken in deze wereld.
Die Joodse man is dezelfde Jezus als de Jezus die zich met luid gekraak van het kruis in dat Dordtse leerregelkerkje heeft losgewrikt.
Hij heeft gezegd: “Ik ben herder van de schapen van het huis Israëls, maar er zijn ook andere schapen, die geen geboren Joden zijn, en dus niet van deze stal, en ook hun herder wil ik zijn en het zal zijn: één kudde, één herder.
Dat is wat de Bijbel weet en gelooft en hoopt.
Nou, wat moeten we nu?
Is het woord “kerk” dan helemaal niet meer te gebruiken? Maar als we dat woord niet meer kunnen gebruiken, kunnen we dan nog wel tegen elkaar praten? In de kerk?
Nou kijk, en daarom heb ik op Faithless gewezen. Faithless doet namelijk iets met dat woord “kerk”, “Church” in het Engels maar dat is hetzelfde. “Kirche” in het Duits. En u mag gerust weten: ik vind het ge-wel-dig wat Faithless doet.
Faithless doet namelijk iets met dat woord kerk waardoor het een andere inhoud krijgt. Zodat de verpakking “Kerk” begint te passen bij de inhoud: de bevrijdende daden van de God van Israël.
Sta op uit de dood en ga op weg. Op weg naar het hemelse Koninkrijk van de shalom.
Israël zegt “nee” tegen de bestaande machtsstructuren van deze wereld en trekt uit. Naar: een land… Ja, maar dan moet je weten dat het bijbelse woord “erets” dat daar staat, zowel land áls aarde kan betekenen.
“De aarde en haar volheid zijn des Heren Koninklijk domein.” Zingt Psalm 24. Het hemelse Koninkrijk is dus: de hele aarde! Deze aarde. Want dat “hemels”, van dat hemelse Koninkrijk
is niet het verre oord boven de wolken waar het koninkrijk héén gaat. Maar dat zegt waar het Koninkrijk vandáán komt!
Ik zag het hemelse koninkrijk in de vorm van een tuinstad neerdalen uit de hemel, droomt de Joodse ziener op Padmos.
“En daar zag ik geen tempel!
Want God woont in een… tent.
Bij de mensen.
Een tent voor trekkers.”
Als we de kerk kunnen zien als een tent voor trekkers dan zijn we een aardig eindje op weg.
“This is my church.” Duizenden en duizenden jonge mensen zingen dat uit volle borst mee
op festivals over de hele wereld. Er zijn meer jongeren in ons land die met Faithless mee zingen: “This is my church” dan er lid zijn van de PKN.
Faithless doet iets met het woord “kerk”; breekt het af en bouwt het weer op. Maar dan anders.
Zodat kerk niet meer is: een gebouw, een instituut, met een statuut, en met meedogenloze dogma’s en dwingende orden. Niet meer: hier staat ‘ie, de kerk, het bolwerk, en daarbinnen moet het gebeuren.
Maar: daar gebeurt het en dat wat daar gebéurt dat is: kerk. Als je aan een instituut, of een gebouw denkt, dan krijg je ook vreemde beelden. In de wereld van behoudende kerken heerst het volgende beeld (plaatje 1):
Daar is Jezus het hoofd, en dat wordt beschouwd als de leider bovenaan. Die leiding geeft aan alles wat zich onder Hem bevindt. Dat baseert men dan op wat men meent dat Paulus zegt: Hij is het hoofd.
Het moet ons opvallen dat Paulus niet de naam Jezus noemt. Hij heeft het steeds over Hij. Die ons verlost heeft, -niet verlossen zal, maar verlost hééft uit de slavernij. Met andere woorden: Hij die ons overgebracht heeft in het Koninkrijk Gods. Overgebracht hééft. Dat ís reeds zo.
Hij. Wie?
Hij die het beeld is van de onzichtbare God om wie het reeds in de Schepping te doen was, van meet af aan. In Hem en door Hem is er paal en perk gesteld aan overheden en machten en krachten. Hij, waaromheen Paulus als het ware het hele Oude Testament oproept en tot leven brengt, Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. De ecclesia. De qahal.
Paulus doelt op het woord dat in het hebreeuws betekent: begin. Dat wat vooraan staat.
Paulus bedoelt met zijn woord “hoofd” dus niet: de hoogste, maar: de eerste! Het is het woord “rosj”, in bijvoorbeeld: “rosj hasjana”. De eerste van het nieuwe jaar.
Paulus zegt dat ook letterlijk, hij legt als het ware uit dat hij niet dit bedoelt, zoals op plaatje 1, en zoals het vaak in ons hoofd zit. Dit is wat hij opschrijft: Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin! Paulus heeft dus een heel ander beeld. Jezus zit niet bovenaan als een soort van directeur van de BV. Hij zit niet. Maar hij gaat. Hij gaat voorop. Hij gaat aan kop. Hij is niet de hoogste, maar de eerste! Hij is geen diensthoofd maar een koploper.
Dat betekent dat Hebreeuwse woord “rosj”: hoofd, begin, eerste.
En dan krijg je dit beeld (plaatje 2):
Hij gaat voorop en degene die volgen zijn Joden en niet-Joden sámen. En dat: waar Joden en niet Joden samen opstaan uit de dood en sámen achter degene aangaan die voorop gaat: het hoofd, dát is dan wat je zou moeten noemen: ecclesia. Althans, dát is wat Paulus voor ogen heeft, en ook daadwerkelijk zag gebeuren. Dat dat later volledig is versjteerd wil niet zeggen dat Paulus het niet zó zag. En als je dát, wat Paulus zag, zou verstaan onder het woord “kerk” dan begint het erop te lijken.
Faithless geeft het woord kerk een zó andere betekenis, dat we daardoor de mogelijkheid krijgen om weer de bijbelse inhoud aan het woord “kerk” te verbinden.
“This is my church”.
Ja, maar waar dan? Nou, daar waar het gebéurt!
Waar vijanden vrienden worden omdat de verbittering ophoudt.
Dit is mijn kerk, waar mijn wonden en pijn,
die er volop zijn, worden geheeld.
Dit is mijn kerk.
Een kwestie van genade, het is iets dat steeds kwetsbaar begint.
Waar het gaat “in minor keys”.
Dat is: kleine terts, mineur.
Waar wordt gezocht naar oplossingen en mogelijkheden tot herstel.
Het is voor mensen in de knoop en voor wie pijn heeft.
Het is dus niet in de gevestigde wereld daarbuiten maar in de wereld die ik zelf geworden ben. Het zit ergens als een zacht geluid, een haast onhoorbaar gemurmel, tussen een stem en het kabaal van het drumstel.
Het is altijd een kwestie van verandering, nooit van behoud.
Het is niet minder dan de poëtische rechtvaardigheid van oorzaak en gevolg.
Als je namelijk steeds niets doet, of steeds dezelfde dingen doet, dan krijg je ook steeds hetzelfde. Dan blijft rijk rijk en arm arm. Verbittering alom. Meedogenloze vijandschappen.
Het vindt echter dáár plaats waar respect is,
en liefde,
en compassie,
mededogen…!
Faithless maakt dus van de kerk als instituut met regels, statuten en harde dogma’s een zacht gebeuren voor mensen die pijn voelen die niet opgewekt zingen in grote terts doch in mineur,
maar: met respect, love and compassion.
Samen op de aarde,
dat beloofde land
God zal ons bewaren
want Hij houdt in stand.
Dat is de eerste strofe van een gedicht van Willem Barnard, die heel goed weet hoe het in de Bijbel klinkt, en móet klinken: Samen op de aarde, dat beloofde land.
Zodat we bij alles wat we verder over de Bijbel willen zeggen deze oproep in ons gehoor zouden moeten hebben: “Ontwaak, wanneer je slaapt, en sta op uit de dood! Sta op en ga. En blijf gaan.”
Naar een land? Een bepaald land, ergens?
Een plek waar het wel is, tegenover al het andere waar het niet is?
Nee, want het woord ‘erets’ betekent dus in het hebreews zowel land als aarde.
We zijn op weg. En blijven op weg. Op weg naar een wereld waar het anders gaat.
En dat samen op weg zijn naar een wereld waar het anders gaat, dát is: church.
Kerk is niet iets los van Israël, want los van Israël is het helemaal niks, echt niet.
Een leeg kruis.
Aan een stenen muur.
We moeten ook niet zo sneu doen over zoiets als: de zwervende Jood. Daar maken we een karikatuur en een treurig lot van. Maar het is geen treurig lot. Het is de Bijbelse opdracht. Ga!
Kerk is dus die ongelofelijk kwetsbare plek, als een groen sprietje tussen het beton, waar de vijandschap tussen Jood en Griek wordt overwonnen. Jood en Palestijn. Waar die twee met elkaar verzoend zijn, net als slaaf en vrije. Man en vrouw.
It’s in natural grace, or watching young life shape.
It’s in minor keys, solutions and remedies.
Enemies becoming friends when bitterness ends.
There is my church.
There where I heal my hurts.
It’s in the world I’ve become
Contained in the hum between voice and drum.
It’s in the change,
the poetic justice of cause and effect
Respect, love, compassion.
(God is a DJ – Faithless)